Zijn we er toch ingetuind …
Dat waren de woorden van Herman Kuiphof na de tweede goal van West-Duitsland in de beruchte WK-finale van 1974. Ongeloof en ontzetting. Grote kans dat we daar deze maand weer aan zullen worden herinnerd. Je wordt er niet blij van.
Waar je ook niet blij van wordt, is de zuinige opvatting over het begrip “vernietigen” in relatie tot verschoningsgerechtigde gegevens. Dat is de opvatting die inhoudt dat het al voldoende zou zijn dat de gegevens ontoegankelijk worden gemaakt voor het betrokken opsporingsteam. Is die opvatting verenigbaar met de eisen van wet en rechtspraak?
Volgens de Hoge Raad (ECLI:NL:HR:2024:375) houdt de wettelijke verplichting tot vernietiging van verschoningsgerechtigde gegevens in, dat de betreffende digitale voorziening zodanig wordt bewerkt dat deze gegevens “niet meer kenbaar”zijn. Verzekerd moet zijn dat de verschoningsgerechtigde gegevens geen deel uitmaken van de processtukken en dat daarop in het verdere verloop van het strafproces geen acht wordt geslagen.
Dat klinkt best goed, maar het is nog niet erg duidelijk. Wat bedoelt de Hoge Raad precies, wanneer hij de woorden “niet meer kenbaar” aanhaalt en plaatst in de context van een lopend strafproces?
De wetgever doelde duidelijk op een definitief einde. Gegevens die vernietigd moeten worden, zouden nooit meer kenbaar mogen zijn. Logisch, want verschoningsgerechtigde informatie mag niet ter beschikking van opsporingsautoriteiten staan.
Maar in de opsporingspraktijk legt men de aangehaalde woorden liever anders uit. Dan wordt “niet meer kenbaar” beperkt tot het hier en nu. Hier: in dit onderzoek en in deze zaak. Nu: in de periode dat dit onderzoek en deze zaak loopt. Verder zou dan niets in de weg staan aan het bewaren van de verschoningsgerechtigde gegevens.
Zo verwordt “vernietigen” tot bewaren. Wie wat vernietigt, heeft wat. In andere onderzoeken kunnen de verschoningsgerechtigde gegevens alsnog worden geraadpleegd. Niemand die het ziet. Over “niet meer kenbaar” gesproken.
De zuinige uitleg van het begrip “vernietigen” zou voortkomen uit de praktische onmogelijkheid om in de moderne digitale wereld gegevens ook werkelijk definitief te laten verdwijnen. Dat zou bovendien onwenselijk zijn, want er zou altijd een alomvattende originele kopie moeten zijn om de integriteit van data te kunnen controleren.
Deze argumentatie is niet overtuigend. Wie gegevens definitief wil vernietigen, kan dat nog altijd eenvoudig voor elkaar krijgen. Verder zijn discussies over de integriteit van digitale data zeer zeldzaam en zouden deze ook op andere manieren kunnen worden beslecht dan met behulp van een “image kopie” in handen van het opsporingsteam.
De wetgever maakte niet voor niets onderscheid tussen ontoegankelijk maken en vernietigen. Ook in de nieuwe wetboeken zal dit onderscheid worden gehanteerd. Dat zou echter nogal zinledig zijn indien vernietigen in de praktijk op hetzelfde neerkomt als ontoegankelijk maken. Dan zijn we er toch ingetuind.