Vertraging Wetsvoorstel Warmtewet 2: een (on)overbrugbaar verschil van inzicht

Article
NL Law

Op 5 juli 2021 heeft demissionair staatssecretaris Dilan Yeşilgöz-Zegerius van Economische Zaken & Klimaat (hierna: de staatssecretaris) de Tweede Kamer een brief gestuurd over de voortgang Wet collectieve warmtevoorziening (ook wel: Warmtewet 2). Ondanks de aanpassingen gemaakt naar aanleiding van de internetconsultatie van vorig jaar, wordt het conceptwetsvoorstel in huidige vorm niet gesteund door de decentrale overheden.

Het wetsvoorstel wordt daarom niet naar de Raad van State gezonden voor advies waardoor de in het Klimaatakkoord beoogde datum van inwerkingtreding van de Warmtewet 2 (1 januari 2022) niet zal worden gehaald.

Doel en veranderingen

In een eerdere blog zijn wij reeds ingegaan op het doel van de nieuwe Warmtewet 2 en de belangrijkste veranderingen voor de warmtesector die met invoering gepaard zouden gaan. De staatssecretaris benadrukt in de kamerbrief de noodzaak van een nieuwe Warmtewet, omdat voor de verduurzaming van de gebouwde omgeving meer duurzame warmtebronnen en –netten nodig zijn en de huidige regelgeving momenteel onvoldoende duidelijk is over de rollen en verantwoordelijkheden voor overheden en marktpartijen. Om de klimaatdoelen te bereiken zijn nieuwe regels essentieel.

Verschil van inzicht

De internetconsultatie heeft meer dan honderd reacties opgeleverd en aan de hand van deze reacties is het wetsvoorstel aangepast. In een eerder blog en in een artikel in Bouwrecht zijn wij met Jane van de Loo ingegaan op de wijzigingen naar aanleiding van de internetconsultatie.

Het conceptwetsvoorstel is vervolgens in het kader van de toets interbestuurlijke verhoudingen verstuurd aan de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG) en andere medeoverheden (Interprovinciaal Overleg (IPO) en de Unie van Waterschappen (UvW). De staatssecretaris geeft aan dat er het afgelopen jaar intensief overleg is gevoerd met deze partijen omdat gemeenten een belangrijke rol spelen in de transitie naar een duurzamere warmtevoorziening in de gebouwde omgeving.

Volgens de staatssecretaris onderschrijven de decentrale overheden kernelementen uit het wetsvoorstel en beamen ze dat taken en verantwoordelijkheden voor warmtebedrijven nodig zijn om publieke belangen te waarborgen. Over het algemeen kunnen partijen elkaar vinden in de voorgenomen plannen.

Toch steunen de decentrale overheden het conceptwetsvoorstel in de huidige vorm niet, omdat het conceptwetsvoorstel niet strookt met de behoefte om vooraf hun voorkeur uit te spreken over het type warmtebedrijf waarmee zij in zee willen gaan en daarmee de mogelijkheid om aan te sturen op een specifiek type uitvoeringspartner: publiek, privaat of een samenwerkingsvorm. Het wetsvoorstel beoogt echter gelijke kansen te bieden aan alle type warmtebedrijven om op gelijke voet te kunnen deelnemen binnen de ontwikkeling en groei van de warmtemarkt.

Dit heeft geleid tot een fundamenteel verschil van inzicht en hierdoor zijn partijen lijnrecht tegenover elkaar komen te staan. Daarnaast schrijft de staatssecretaris dat de landsadvocaat heeft bevestigd dat de behoefte van de decentrale overheden om vooraf aan te sturen op een specifiek type uitvoeringspartner tevens onverenigbaar is met Europees recht.

Politieke heroverweging

De staatssecretaris hecht waarde aan een voldoende gedragen wet, omdat collectieve warmte van belang is voor de verduurzaming van de gebouwde omgeving. Om het fundamentele verschil in inzicht te overbruggen, is volgens de staatssecretaris een politieke heroverweging nodig voordat kan worden beslist of en zo ja op welke wijze een aanpassing van het conceptwetsvoorstel wenselijk is. In dit proces neemt de staatssecretaris de voorbereidingen van deze politieke heroverweging voor haar rekening en worden meerdere opties in kaart gebracht. Daarbij zal overleg plaatsvinden met decentrale overheden en worden verschillende stakeholders betrokken binnen dit proces.

Toekomst Warmtewet 2

De besluitvorming wordt overgelaten aan een nieuw kabinet en het wetsvoorstel is daarom niet naar de Raad van State gezonden voor advies. Het fundamentele verschil in inzicht betekent dat de totstandkoming van de Warmtewet 2 vertraging zal oplopen en daardoor meer tijd vraagt dan op basis van het Klimaatakkoord is afgesproken, waarin inwerkingtreding van de Warmtewet 2 per 1 januari 2022 was voorzien.

Ga voor meer informatie naar onze website over de Warmtewet: www.warmtewet.com