Uitgebreide producentenverantwoordelijkheid textiel vanaf 2025: wat betekent dit voor textielproducenten in Nederland?

Article
NL Law

Sinds 1 juli 2023 is het Besluit uitgebreide producentenverantwoordelijkheid textiel in werking getreden. Dit besluit geeft algemeen geldende regels voor textielproducenten, die inhouden dat zij ook verantwoordelijk worden voor textielproducten in de afvalfase. Producenten zijn er dan financieel en organisatorisch verantwoordelijk voor dat textielafval wordt voorbereid voor hergebruik of gerecycled wordt, nadat consumenten het textiel hebben weggegooid. De nieuwe plichten gaan gelden vanaf 2025. Hierna lichten wij toe welke plichten er gelden voor wie.

Ook stelde de Commissie op 7 juli 2023 voor om de Europese Kaderrichtlijn Afvalstoffen te wijzigen. De wijzigingen gaan onder andere over uitgebreide producentenverantwoordelijkheid (hierna: UPV) voor textiel. In dit blog bespreken wij of dit voorstel gevolgen kan hebben voor de net in werking getreden Nederlandse regeling.

Welke plichten gaan er gelden met de UPV textiel?

De belangrijkste verplichtingen gaan over hergebruik, recycling in het algemeen en ‘vezel-tot-vezel-recycling’ van textielproducten. Deze staan in het Besluit uitgebreide producentenverantwoordelijkheid textiel (hierna: Besluit UPV Textiel). Dit besluit is gebaseerd op artikel 9.5.2 van de Wet milieubeheer. Omdat dit Besluit regels bevat voor UPV, gelden ook de regels uit het Besluit regeling voor uitgebreide producentenverantwoordelijkheid voor textielproducenten (hierna: Besluit Regeling UPV). Uit een tabel bij de toelichting bij het Besluit UPV Textiel blijkt voor welke textielsoorten het Besluit zal gelden:

Image
AMS - Besluit-Regeling-UPV.png

Vanaf 2025 moeten producenten 50% gewichtsprocent van het textiel “voorbereiden voor hergebruik of recyclen“. “Voorbereiden voor hergebruik” betekent onder andere controleren, schoonmaken en repareren. Nadat de producten bijvoorbeeld zijn schoongemaakt of gecontroleerd, kunnen zij weer opnieuw worden gebruikt. Er is dus geen verdere bewerking nodig. Een afgedankt kledingstuk zal na voorbereiding voor hergebruik weer worden gedragen door een nieuwe eigenaar.

Met “recycling” wordt bedoeld dat de producten bewerkt worden tot producten, materialen of stoffen. Die producten, materialen of stoffen kunnen na de recycling weer worden verwerkt in andere producten. Voorbeelden van recycling zijn dat een kledingstuk wordt verwerkt tot grondstoffen voor een nieuw kledingstuk, of tot isolatiemateriaal. Bij gewone recycling is niet vereist dat het gerecyclede materiaal hetzelfde zal worden gebruikt als voordat het gerecycled werd. Het kan ook worden ‘gedowncycled’, dat wil minder hoogwaardig toegepast dan voor de recycling. Textiel hoeft bij recycling dus niet noodzakelijk als textiel worden toegepast. Dat zit anders bij vezel-tot-vezel-recycling (zie hierna).

Minimaal 21% gewichtsprocent moet worden voorbereid voor hergebruik. Een deel daarvan, 10% van het totaal, mag alleen worden hergebruikt in Nederland. In 2025 moet minimaal 25% ‘vezel-tot-vezel’ gerecycled worden. Dat houdt in dat de materialen hoogwaardig worden gerecycled zodat zij opnieuw als textiel kunnen worden gebruikt. Deze plichten gelden naast elkaar. De producent moet dus elk jaar de verplichte percentages halen voor vezel-tot-vezel-recycling, voorbereiden voor hergebruik én voor de gecombineerde categorie voorbereiden voor hergebruik en recycling.

Deze percentages worden elk jaar hoger, tot 2030. De percentages worden berekend over het totale gewicht van het textiel dat het jaar daarvoor in de handel is gebracht. Daarmee wordt bedoeld: voor het eerst in Nederland aanbieden voor distributie, consumptie of gebruik. Naast de hiervoor genoemde percentages geldt voor een producent ook de plicht om ‘zo veel mogelijk’ gerecyclede vezels in zijn nieuwe producten toe te passen. De producenten moeten ook jaarlijks verslag doen over hun naleving van de regels uit de uitgebreide producentenverantwoordelijkheid. Dit verslag wordt ingediend bij Rijkswaterstaat. Bij niet-naleving van deze verplichtingen kan bestuursrechtelijk worden gehandhaafd. Eventueel kan ook strafrechtelijk gehandhaafd worden, want de Wet Economische Delicten is ook van toepassing op de plichten uit het Besluit UPV Textiel.

Voor wie gelden de plichten?

De plichten gelden voor de “producent”. Dat is niet per se degene die de producten maakt, maar degene die de producten in de handel brengt, zo volgt uit de definitie uit het Besluit UPV Textiel. Onder “in de handel brengen” wordt verstaan: voor het eerst in Nederland aanbieden voor distributie, consumptie of gebruik. Omdat het gaat om degene die als eerste producten aanbiedt op de Nederlandse markt, kan een importeur ook een ‘producent’ zijn, zo blijkt uit de toelichting bij het Besluit UPV Textiel.

Deze hiervoor genoemde plichten houden in dat producenten verantwoordelijk worden voor de inzameling van textielafval, en voor het voorbereiden voor hergebruik en de recycling. Die plichten gelden in principe voor elke afzonderlijke producent. Producenten kunnen er ook voor kiezen om hun plichten te laten uitvoeren door een producentenorganisatie, in plaats van zelf aan hun verplichtingen te voldoen. Die kan de verplichtingen namens meerdere producenten nakomen, en is dan verantwoordelijk om de verplichtingen na te komen met uitsluiting van de producenten die hun plichten hebben overgedragen.

Het Besluit Regeling UPV bepaalt dat een producentenorganisatie een financiële bijdrage krijgt van de producenten om de werkzaamheden uit te voeren. Die moet kostendekkend zijn. Uit het Besluit Regeling UPV volgt dat de producentenorganisatie ‘indien mogelijk’ moet differentiëren in de financiële bijdrage van producenten. Bij die differentiatie spelen duurzaamheidsaspecten een belangrijke rol.

Hoe zal het in zijn werk gaan?

De regering beschrijft in de toelichting bij het Besluit UPV Textiel hoe het huidige systeem voor inzameling van textiel werkt, en hoe zij verwacht dat het systeem gaat veranderen. De gemeenten zorgen voor het inzamelen van huishoudelijk afval. Vanaf 2025 moeten gemeenten textielafval gescheiden inzamelen. Op dit moment zamelen nagenoeg alle gemeenten hun textielafval al gescheiden in. Bedrijven moeten in het huidige systeem hun textielafval zelf afgeven aan een afvalverwerker. Onder het huidige systeem wordt het overgrote deel van textiel van bedrijven verbrand. De verhouding tussen gemeenten en bedrijven bij UPV-systemen is aan de orde gesteld in schriftelijke Kamervragen. Bij sommige UPV’s is er discussie tussen gemeenten en producenten over de verantwoordelijkheden voor inzameling. In antwoord op die vragen zegt de minister van I&W toe dat zij onderzoek doet naar de rol van gemeenten bij UPV. Zij zal hier na de zomer verslag van doen.

De regering verwacht dat weinig producenten zelfstandig aan hun UPV-plichten zullen voldoen. De regering verwacht vooral dat er een of meer producentenorganisaties verantwoordelijk zullen worden voor de inzameling en verwerking. Er is in 2022 een Stichting UPV textiel ingesteld, een producentenorganisatie waar producenten zich bij kunnen aansluiten. Mogelijk worden er meer organisaties opgezet. Het staat grotere aanbieders onder het Besluit UPV Textiel ook vrij om zelf een systeem in te richten om te voldoen aan de plichten voor uitgebreide producentenverantwoordelijkheid.

Verhouding Europees en Nederlands recht over UPV textiel

Opvallend aan het Besluit UPV Textiel is dat het de eerste bestuursrechtelijke regeling is voor uitgebreide producentenverantwoordelijkheid die niet op een Europese UPV-regeling is gebaseerd. De overige bestuursrechtelijke UPV-regelingen zijn allemaal een implementatie van Europese UPV-regelingen, zoals bijvoorbeeld de UPV voor autowrakken of verpakkingen. Dat is niet alleen relevant als achtergrondinformatie, maar kan ook relevant zijn voor de praktijk omdat er kort na de inwerkingtreding van het Besluit UPV Textiel op Europees niveau een voorstel is gedaan voor een UPV voor textiel. Het gaat om een voorstel tot wijziging van de Kaderrichtlijn Afvalstoffen (hierna: KRA).

Het is op dit moment nog niet te zeggen wanneer de wijziging in werking treedt en of die dezelfde inhoud heeft als dit voorstel. Omdat het niet zeker is hoe de wijziging uiteindelijk er zal uitzien, en omdat wij kiezen voor een focus op Nederlands recht in dit blog, beschrijven wij het voorstel op hoofdlijnen. Ons valt in ieder geval op dat de Europese UPV-regeling voor textiel op belangrijke punten afwijkt van de Nederlandse.

Artikel 22a van het voorstel bepaalt dat lidstaten een regeling voor UPV voor textiel moeten invoeren. Uit dit artikel en de voorgestelde bijlage IVc blijkt dat de Europese UPV deels een ander toepassingsbereik heeft dan de Nederlandse UPV-regeling. De Europese regeling geldt voor andere soorten textiel en heeft schijnbaar een ruimer toepassingsbereik. Verder valt op dat het voorstel in artikel 22c bepaalt dat afzonderlijke producenten hun verantwoordelijkheden moeten overdragen aan een producentenorganisatie. Dat wijkt af van de Nederlandse regeling, waarin dit een keuze is van de producent. Ook voorziet het voorstel in uitgebreidere plichten voor de producentenorganisatie. Zo moet de producentenorganisatie bijvoorbeeld informatie aan consumenten verstrekken over de impact van textiel op het milieu, en de rol van consumenten bij het voorkomen van afvalpreventie (artikel 22c lid 13). Verder eist de regeling dat lidstaten ervoor zorgen dat textiel vanaf 1 januari 2025 afzonderlijk wordt ingezameld. Dat staat ook in de huidige KRA, en artikel 22d werkt verder uit hoe deze gescheiden inzameling moet plaatsvinden.

Er zijn kortom belangrijke verschillen tussen het Europese voorstel en de Nederlandse regeling in het Besluit UPV Textiel. Mogelijk wordt het Europese voorstel nog aangepast, maar het is zeker denkbaar dat deze verschillen blijven bestaan als de Europese UPV-regeling definitief is vastgesteld. Dit verschil tussen Europees en Nederlands recht kan ook gevolgen hebben in de praktijk. Vooral de vraag of producenten de keuze hebben om zelf hun UPV-verplichtingen uit te voeren, of dat zij die altijd moeten uitbesteden aan een producentenorganisatie is relevant. Het is kortom voor textielproducenten van belang om te blijven volgen wat de Nederlandse en Europese wetgever hierover bepalen. Overigens geeft het Europese voorstel geen verplichte recyclingpercentages. Dat belangrijke onderdeel van het Besluit UPV Textiel blijft dus ongemoeid.

Conclusie

Het Besluit UPV Textiel is sinds kort in werking getreden, maar de regels daaruit gaan pas gelden vanaf 2025. Producenten van textiel dienen zich hier goed op voor te bereiden. Kort na de inwerkingtreding van de Nederlandse regeling is er een voorstel gedaan voor een Europese regeling over UPV voor textiel. Dat voorstel wijkt in belangrijke mate af van het Nederlandse Besluit UPV Textiel. In aanloop naar 2025 doen textielproducenten er goed aan om te volgen wat de Nederlandse en Europese wetgever hierover gaan bepalen.

Het bericht ‘Uitgebreide producentenverantwoordelijkheid textiel vanaf 2025: wat betekent dit voor textielproducenten in Nederland?‘ is een bericht van Stibbeblog.nl.