Nieuwe EU-regels inzake aansprakelijkheid voor gebrekkige producten

Article
EU Law

De Richtlijn Productaansprakelijkheid 85/374/EEG[1] is sinds  1985 de basis voor de aansprakelijkheid van producenten binnen de Europese Unie bij schade door gebrekkige producten. De nieuwe Richtlijn 2024/2853[2], die op 8 december 2024 in werking trad en op 9 december 2026 ten laatste moet zijn omgezet in nationaal recht, verruimt en/of verduidelijkt o.m. de kernbegrippen ‘product’, ‘fabrikant’, ‘gebrek’ en ‘schade’.

Onder de nieuwe Richtlijn omvat het begrip ‘product’ nu expliciet ook grondstoffen en software. Dit betekent dat bijvoorbeeld softwareontwikkelaars als fabrikanten kunnen worden beschouwd. Ook digitale fabricagedossiers (dit is de functionele informatie die nodig is om een tastbaar voorwerp te produceren door de geautomatiseerde besturing van machines of gereedschappen) zijn nu aangemerkt als producten. Digitale diensten die een component vormen van een fysiek product omdat ze ermee verbonden zijn of erin geïntegreerd zijn (zoals smart-homesystemen, de gezondheidsmonitoringsdienst in een smartwatch, enzovoort) zijn eveneens een product onder de Richtlijn, indien de fabrikant ook zeggenschap heeft over deze bijhorende dienst. Deze zeggenschap kan ook aanwezig zijn indien de fabrikant toestemming geeft voor de integratie/verbinding/levering van een bijhorende dienst of software door een derde. 

Digitale bestanden als zodanig vallen evenwel niet binnen het toepassingsgebied van de Richtlijn. De nieuwe regels zijn ook niet van toepassing op gratis en opensourcesoftware die buiten het kader van een handelsactiviteit wordt ontwikkeld of geleverd, om innovatie niet te belemmeren. 

Wat betreft de beoordeling van het eventuele gebrek in een product, verduidelijkt de Richtlijn onder meer dat ook gebreken op vlak van cyberveiligheid of onverwacht gedrag van zelflerende AI-systemen kunnen leiden tot aansprakelijkheid. Bovendien kan men de gebrekkigheid van een product (en dus de aansprakelijkheid) niet vermijden door waarschuwingen of informatie bij het product te geven. Verder bepaalt de Richtlijn dat ook onjuist, maar gezien de omstandigheden niet onredelijk, gebruik van het product in rekening moet worden genomen wanneer men een veilig product wil maken (bv. gebruik bij gebrek aan concentratie of gebruik door kinderen).

De Richtlijn verduidelijkt dat schade kan voortkomen uit de vernietiging of corruptie van gegevens, zoals van een harde schijf verwijderde bestanden. De kosten voor het terugwinnen of herstellen van die gegevens moet daarbij eveneens worden vergoed. Bovendien kan schade ook bestaan uit immateriële verliezen (zoals pijn of psychologische schade). Zuiver economische verliezen, inbreuken op de persoonlijke levenssfeer of discriminatie, kunnen dan weer geen aanleiding geven tot aansprakelijkheid op basis van deze Richtlijn. 

De Richtlijn is daarnaast afgestemd op de opkomst van hergebruik en herstelling binnen een circulaire economie. Degene die een product buiten de zeggenschap van de oorspronkelijke fabrikant ingrijpend wijzigt, bijvoorbeeld voor reparatie, zal als fabrikant aansprakelijk kunnen worden gesteld voor een eventueel gebrek.

Wie schadevergoeding wil vorderen, moet in principe de gebrekkigheid van het product en het oorzakelijk verband met de schade kunnen bewijzen. De nieuwe Richtlijn verlicht deze bewijslast door in bepaalde gevallen een (weerlegbaar) vermoeden in te lassen van de gebrekkigheid en/of het oorzakelijk verband, bijvoorbeeld wanneer de regels uit de Productveiligheidsverordening[3] niet werden nageleefd, of wanneer de zaak zodanig technisch of wetenschappelijke complex is, dat het voor de eiser buitensporig moeilijk is bewijs te leveren. Ook kan de nationale rechter de fabrikant bevelen om toegang te verschaffen tot de nodige bewijsstukken.

Tot slot wijzigt en verduidelijkt de nieuwe Richtlijn tal van andere aspecten, zoals de aansprakelijkheid van onlineplatforms, een verlengde aansprakelijkheidsperiode van 25 jaar voor schadegevallen waarbij symptomen van een lichamelijk letsel traag ontstaan, enzovoort.

Uiterlijk 9 december 2026 moeten de regels van nieuwe Richtlijn in alle Lidstaten omgezet en in werking zijn in hun nationale wetgeving. De regels zijn slechts van toepassing op producten die na die datum op de markt zijn gebracht. 

Voetnoten:

1 Richtlijn 85/374/EEG van de Raad van 25 juli 1985 betreffende de onderlinge aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen der Lid-Staten inzake de aansprakelijkheid voor produkten met gebreken

2 Richtlijn (EU) 2024/2853 van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2024 inzake aansprakelijkheid voor gebrekkige producten en tot intrekking van Richtlijn 85/374/EEG van de Raad.

3 Verordening (EU) 2023/988 van het Europees Parlement en de Raad van 10 mei 2023 inzake algemene productveiligheid, tot wijziging van Verordening (EU) nr. 1025/2012 van het Europees Parlement en de Raad en Richtlijn (EU) 2020/1828 van het Europees Parlement en de Raad, en tot intrekking van Richtlijn 2001/95/EG van het Europees Parlement en de Raad en Richtlijn 87/357/EEG van de Raad.