De onwettige doorverkoop van een softwarelicentie is strijdig met de eerlijke marktpraktijken en klanten waarschuwen van deze onwettigheid mag

Article
BE Law

De Voorzitter van de Ondernemingsrechtbank te Antwerpen, zetelend zoals in kort geding, oordeelde dat de exclusieve verdeler van een softwareprogramma potentiële klanten op niet denigrerende wijze mag waarschuwen voor de oneerlijke marktpraktijk van een ander bedrijf die bestaat in het wijzigen en vervolgens meermaals doorverkopen van eenzelfde licentie[1].

Bedrijf M en bedrijf G zijn beide actief in de verkoop van orthopedische hulpmiddelen en gebruiken daarbij een softwareprogramma voor het maken van steunzolen. Bedrijf M is bovendien de exclusieve verdeler van een dergelijk softwareprogramma in de Benelux en Frankrijk. Volgens bedrijf M verkocht bedrijf G onwettig licenties door van het softwareprogramma. Daarom verspreidde bedrijf M via diverse sociale media een bericht om haar cliënteel te waarschuwen over de onwettige installaties van haar software door bedrijf G en over het feit dat dienst na verkoop niet mogelijk is op gestolen licenties.

Bedrijf G meende dat deze berichtgeving denigrerend en vals was, en in strijd met de eerlijke marktpraktijken in de zin van artikel VI.104 en VI.105 Wetboek Economisch Recht. Bedrijf G vroeg de Voorzitter bijgevolg om de verwijdering van deze berichten op te leggen. Bedrijf M stelde daarop een tegenvordering in, en vroeg de Voorzitter om voor recht te zeggen dat bedrijf G zich met de onwettige verkoop van licenties zelf schuldig maakte aan daden in strijd met de eerlijke marktpraktijken, en vorderde op haar beurt de staking van deze inbreuk, een publicatiemaatregel, de overlegging van een lijst van klanten waaraan bedrijf G de licenties verkocht, alsook de vernietiging van de onregelmatige licenties.

De Voorzitter stelde vast dat bedrijf G wel degelijk onrechtmatig softwarelicenties van bedrijf M doorverkocht. De Voorzitter verduidelijkte dat, indien software wordt doorverkocht, dit moet gebeuren met de bijbehorende licentie als zodanig. Echter, bedrijf G wijzigde zelf de gebruikersinterface van de software door bijvoorbeeld haar logo aan te brengen, en verkocht de software op die manier door alsof het de hare was. Bovendien beschikte bedrijf G maar over één licentie van de software. Zij kon dan ook onmogelijk op wettige wijze meerdere exemplaren van de software doorverkopen. De Voorzitter beval bijgevolg dat bedrijf G de verkoop van de bewuste software staakte onder een dwangsom van 25.000 euro per verkocht exemplaar. De gevraagde publicatiemaatregel werd daarentegen afgewezen, nu deze niet van dien aard was om het bestaan van de inbreuk te doen ophouden. Het stakingsbevel volstaat daartoe, stelde de Voorzitter. Ook de overlegging van de klantenlijsten en de vernietiging van de onregelmatige licenties werd afgewezen, nu de stakingsrechter niet bevoegd is om maatregelen op te leggen die dienen tot herstel van de schade.

Aangezien vaststond dat bedrijf G wel degelijk onwettig software van bedrijf M doorverkocht, achtte de Voorzitter het niet onrechtmatig dat bedrijf M potentiële klanten hiervoor waarschuwde. Volgens de Voorzitter ging bedrijf M met haar berichtgeving niet verder dan nodig en liet zij zich niet onnodig denigrerend uit, ook niet met vermeldingen zoals “Wij hebben het bewijs van bepaalde onwettige installaties door G” of “onze dienst na verkoop is jammer genoeg niet mogelijk” of “gestolen licenties” of “Gelieve, indien u in het geval bent van een installatie van G na te gaan teneinde zeker te zijn dat zij u niet in de onwettigheid hebben geplaatst”. De vordering van bedrijf G tegen deze uitlatingen van M was dan ook ongegrond.

Voetnoot:

Vz. Orb. Antwerpen, afd. Antwerpen, 17 februari 2021, A/20/3490, (onuitg.)