Wetsvoorstel verruiming mogelijkheden verbieden van rechtspersonen
Op 18 december 2019 is het wetsvoorstel tot wijziging van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek ter verruiming van de mogelijkheden tot het verbieden van rechtspersonen aan de Tweede Kamer aangeboden. Het wetsvoorstel beoogt de mogelijkheden uit te breiden om in te grijpen bij rechtspersonen die de samenleving ernstig bedreigen.
Hoe is het nu geregeld?
Op grond van het huidige artikel 2:20 BW kan de rechtbank op verzoek van het Openbaar Ministerie (i) een rechtspersoon waarvan de werkzaamheid in strijd is met de openbare orde, verbieden en ontbinden, en (ii) een rechtspersoon waarvan het doel in strijd is met de openbare orde ontbinden.
Wat bepaalt het wetsvoorstel?
Het wetsvoorstel voegt hier aan toe dat een rechtspersoon niet alleen verboden kan worden verklaard en kan worden ontbonden indien de werkzaamheid van een rechtspersoon in strijd is met de openbare orde, maar ook als het doel daarvan daarmee in strijd is. De regeling is op grond van artikel 10:122 BW van overeenkomstige toepassing op buitenlandse corporaties.
Begrip “openbare orde”
Het begrip openbare orde wordt nader inhoudelijk genormeerd. Het wetsvoorstel bepaalt dat in ieder geval in strijd met de openbare orde is het doel dat of de werkzaamheid die leidt of klaarblijkelijk dreigt te leiden tot een bedreiging van de nationale veiligheid of de internationale rechtsorde of tot de ontwrichting van de democratische rechtsstaat of het openbaar gezag. In strijd met de openbare orde wordt vermoed te zijn het doel dat of de werkzaamheid die leidt of klaarblijkelijk dreigt te leiden tot aantasting van de menselijke waardigheid, geweld of het aanzetten tot haat of discriminatie. Deze normering maakt het makkelijker om rechtspersonen te verbieden en te ontbinden. De bewijspositie van het OM wordt hiermee verlicht.
Door de rechter op te leggen maatregelen
De rechter die over het verbod oordeelt kan de betrokken rechtspersoon en degenen die krachtens de wet en de statuten bij zijn organisatie zijn betrokken in het belang van de openbare orde bevelen om bepaalde maatregelen te nemen of gedragingen na te laten, uiterlijk totdat over de verboden verklaring onherroepelijk is beslist. De verbodenverklaring en de daarbij gegeven bevelen hebben onmiddellijke werking.
Een andere maatregel is dat de rechter het batig saldo na vereffening van de verboden verklaarde rechtspersoon kan toekennen aan de Staat.
Bestuursverbod
Aan de reeds bestaande elders geregelde bestuursverboden wordt een nieuwe grond toegevoegd. Bestuurders (en feitelijk bestuurders) van een verboden verklaarde rechtspersoon krijgen een bestuursverbod van minimaal 3 jaar, tenzij hem of haar in de gegeven omstandigheden geen ernstig verwijt kan worden gemaakt. Het bestuursverbod wordt geregistreerd bij het handelsregister.
Sancties?
Er kunnen strafrechtelijke sancties worden opgelegd. Deze sancties worden door het wetsvoorstel verhoogd: wie na een definitief verbod doorgaat, riskeert na ongewijzigde inwerkingtreding van de wet een gevangenisstraf van twee jaar of een geldboete van de vierde categorie. Nu is dat nog één jaar en een geldboete van de derde categorie.
Overgangsrecht
Procedures op grond van artikel 2:20 BW die ten tijde van de inwerkingtreding van de wet aanhangig zijn worden door de nieuwe regeling niet geraakt. Met betrekking tot de strafrechtelijke sancties geldt dat bij verandering in wetgeving na het tijdstip waarop het feit is begaan, de voor de verdachte gunstigste bepalingen worden toegepast.
Initiatiefwetsvoorstel
Eind 2018 dienden een aantal Tweede Kamerleden een initiatiefwetsvoorstel Wet bestuurlijk verbod ondermijnende organisaties in. Het initiatiefwetsvoorstel geeft de Minister voor Rechtsbescherming de bevoegdheid om zogenoemde Outlaw Motorcycle Gangs (criminele motorbendes) en andere organisaties met een cultuur van wetteloosheid te verbieden wanneer dat noodzakelijk is vanuit het oogpunt van de openbare orde als bedoeld in art. 8 van de Grondwet. De initiatiefnemers zien het door hen voorgestelde bestuurlijke verbod als een aanvulling op de reeds bestaande civielrechtelijke regeling van artikel 2:20 BW. De Minister voor rechtsbescherming heeft kort gezegd laten weten het daarmee eens te zijn.
Wij schreven eerder een Corporate Update over het concept initiatiefwetsvoorstel.