Voortgangsbrief modernisering van het ondernemingsrecht

Article
NL Law

Op 27 juni 2022 zond de minister voor Rechtsbescherming een voortgangsbrief over de modernisering van het ondernemingsrecht naar de Tweede Kamer. De brief is een vervolg op eerdere brieven van zijn ambtsvoorgangers van eind 2018 (zie onze alert) en mei 2020 over dit onderwerp. In de voortgangsbrief gaat de minister in op de laatste stand van zaken van verschillende geplande en lopende wetgevingstrajecten op het terrein van het ondernemingsrecht.

Tegen de achtergrond van de in het coalitieakkoord uitgesproken ambitie om het bedrijfsleven en het vestigingsklimaat te versterken, is het voornemen om het ondernemingsrecht actueel te houden, daarin verbeteringen door te voeren en aandacht te hebben voor de maatschappelijke positie van ondernemingen. In dit kader gaat de minister in op enkele ondernemingsrechtelijke ontwikkelingen:

1. Modernisering van het NV-recht:

De minister neemt zich voor in deze kabinetsperiode concrete stappen te zetten om het NV-recht te moderniseren door in de praktijk gesignaleerde knelpunten weg te nemen en praktische verbeteringen door te voeren. Met het oog daarop kondigt de minister aan een expertgroep met praktijkjuristen en wetenschappers te vragen de modernisering van het NV-recht te onderzoeken en concrete voorstellen voor verbetering te doen. Bij het onderzoek naar de modernisering van het NV-recht zullen ook de moties van Nijboer c.s. over het (opnieuw) beperken van financiële prikkels voor bestuurders bij overnames (vgl. art. 2:135 lid 7 (oud) BW inzake de regeling tot afroming van koerswinst op aandelen) en het stimuleren van loyaliteitsaandelen worden betrokken. Daarnaast zal worden beoordeeld of bepaalde onvolkomenheden op het terrein van het jaarrekeningenrecht kunnen worden weggenomen, zonder dat duidelijk wordt op welke onvolkomenheden de minister precies doelt. Ook zal op verzoek van de AFM aandacht worden besteed aan de ruimte die het BW thans biedt voor BV’s om te worden toegelaten tot de handel op een gereglementeerde markt.

2. Modernisering van het recht van personenvennootschappen:

De minister herhaalt de langgekoesterde wens om de huidige regeling die van toepassing is op personenvennootschappen te moderniseren. De minister kondigt aan dat het eerder in 2019 geconsulteerde ontwerpwetsvoorstel modernisering personenvennootschappen is gewijzigd en geactualiseerd. Een geactualiseerd ontwerpwetsvoorstel zal opnieuw in consultatie worden gebracht. Ook de fiscale maatregelen zullen worden geconsulteerd, waarbij het uitgangspunt is dat deze zo min mogelijk inbreuk maken op de huidige fiscale behandeling van personenvennootschappen en dienstig zijn aan de voorgestelde civielrechtelijke aanpassingen.

3. Verbetering van de mogelijkheid om een digitale algemene vergadering te houden:

De minister constateert dat in de praktijk behoefte bestaat om de in de Tijdelijke wet covid-19 Justitie en Veiligheid geboden mogelijkheid om een digitale algemene vergadering te organiseren, permanent mogelijk te maken. Als voordelen noemt de minister onder meer dat een digitale vergadering laagdrempeliger is, goedkoper en sneller is en leidt tot minder reisbewegingen; het is dus een tijd- en kostenefficiënt en duurzaam alternatief. Bovendien blijft het Nederlandse ondernemingsrecht hierdoor flexibel, concurrerend en bij de tijd, aldus de minister. Nadelen ziet de minister ook, omdat digitaal vergaderen als afstandelijk kan worden ervaren en ten koste kan gaan van de interactie tussen bestuur en andere vergadergerechtigden. De minister kondigt aan te komen met een gebalanceerde regeling, die zowel ruimte biedt voor individuele behoeften van rechtspersonen als de door de minister genoemde nadelen ondervangt. Het streven is om voor het einde van het kalenderjaar een voorontwerp voor een nieuwe regeling in consultatie te brengen.

4. De maatschappelijke rol van ondernemingen:

In de voortgangsbrief wordt door de minister opgemerkt dat in deze kabinetsperiode ook belangrijke stappen zullen worden gezet om ondernemingen rekening te laten houden met maatschappelijke belangen, zoals zorg voor het milieu, arbeidsomstandigheden en mensenrechten. De minister wijst op twee Europese wetgevingsinitiatieven op dit terrein. Allereerst wijst het minister op het voorstel voor een richtlijn betreffende duurzaamheidsrapportage (Corporate Sustainability Reporting Directive (CSRD)), waarover de Europese Raad en het Europese Parlement op 21 juni van dit jaar overeenstemming hebben bereikt, waarin grote en beursgenoteerde vennootschappen zullen worden verplicht om jaarlijks een duurzaamheidsverslag te publiceren. Het tweede wetgevingsinitiatief betreft het voorstel voor een richtlijn voor gepaste zorgvuldigheidsverplichting voor ondernemingen, waarin ondernemingen worden verplicht om gepaste zorgvuldigheid toe te passen door negatieve gevolgen voor mens en milieu te identificeren, mitigeren, stoppen en voorkomen en daarover verantwoording af te leggen. In de voortgangsbrief wordt aangekondigd dat voortvarend aan de slag wordt gegaan met de uitwerking van deze richtlijnen in wetgeving zodra de richtlijnen zijn vastgesteld.  

5. De stand van zaken van andere wetgevingstrajecten op het terrein van ondernemingsrecht:

Ten slotte staat de minister in de voortgangsbrief stil bij een aantal wetgevingsontwikkelingen op het terrein van het ondernemingsrecht. Zo is op dit moment in de Tweede kamer aanhangig een wetsvoorstel dat het mogelijk moet maken een BV langs digitale weg op te richten (zie onze Corporate Alert van 27 juli 2022). Daarnaast wijst de minister op het wetsvoorstel ter implementatie van de richtlijn grensoverschrijdende omzettingen, fusies en splitsingen, waarmee het voor ondernemingen gemakkelijker moet worden om tot een grensoverschrijdende omzetting, fusie of splitsing binnen de EU te komen (zie onze Corporate Alert van 6 februari 2020). Dat wetsvoorstel zal nog deze zomer voor advies naar de Afdeling Advisering van de Raad van State worden gezonden. Voor het einde van het kalenderjaar zal dat ook gedaan worden met het voorstel voor de Wet aanpassing geschillenregeling en verduidelijking ontvankelijkheidseisen enquêteprocedure (Wagevoe). De minister laat tot slot weten dat het wetsvoorstel dat strekt ter implementatie van de Europese richtlijn (EU) 2021/2101, op grond waarvan ondernemingen met een (geconsolideerde) omzet van € 750 miljoen een verslag inzake winstbelasting moeten openbaar maken, rond deze zomer naar de Tweede Kamer zal worden gezonden. Dat is inmiddels gebeurd, waarbij ook alvast is voorgesorteerd op de implementatie van de CSRD. Zie in dit verband onze Corporate Alert van 11 juli 2022.