Vanaf 19 maart 2023 bestaat Vlaanderen uit 15 referentieregio’s
De Vlaamse Regering heeft reeds in oktober 2020 een kadernota aangenomen met haar visie om vaste regio’s binnen Vlaanderen af te bakenen. Dit zijn de zogenaamde referentieregio’s, waarbinnen intergemeentelijke samenwerking moet plaatsvinden. De ratio achter deze visie is om de huidige bestuurlijke ‘verrommeling’ binnen het Vlaams bestuurlijk landschap tegen te gaan en minder tussenstructuren te creëren.
De Vlaamse Regering heeft de intentie om met de regiovorming naar een bovenlokaal landschap te evolueren waar er voldoende samenwerkingsmaturiteit is om de regio te laten uitgroeien tot een strategisch forum, met de burgemeesters als trekkers.
Het Vlaams Parlement heeft in die zin het decreet 'over regiovorming en tot wijziging van het decreet van 22 december 2017 over het lokaal bestuur' (hierna ook het 'Regiodecreet') op 1 februari 2023 goedgekeurd. Dit decreet zal met ingang van 19 maart 2023 in werking treden, met uitzondering van een aantal bepalingen die op 1 januari 2024 in werking treden.
De krachtlijnen van het Regiodecreet worden hieronder toegelicht.
1. Referentieregio's
Het Regiodecreet roept zogenaamde referentieregio's in het leven. Een referentieregio wordt omschreven als een gebiedsafbakening van verschillende gemeenten samen. Met de inwerkingtreding van het Regiodecreet zullen 15 referentieregio's in het Vlaamse Gewest het leven zien. Elke gemeente zal hierbij tot één referentieregio behoren. De referentieregio's worden als volgt afgebakend:1
2. Toepassingsgebied
Het Regiodecreet is van toepassing op intergemeentelijke samenwerkingsverbanden met rechtspersoonlijkheid in de zin van het decreet van 22 december 2017 over het lokaal bestuur. Het betreft met andere woorden (i) projectverenigingen, (ii) dienstverlenende verenigingen en (iii) opdrachthoudende verenigingen, al dan niet met private deelname.
Andere intergemeentelijke samenwerkingsverbanden, zoals deze zonder rechtspersoonlijkheid (de interlokale verenigingen en de interbestuurlijke verenigingen), zijn daarentegen niet aan de regiovorming onderworpen. Het Regiodecreet voorziet verder nog een aantal specifieke uitzonderingen van samenwerkingsverbanden die niet onder het toepassingsgebied van het Regiodecreet vallen:
- Gewest- en staatsgrensoverschijdende samenwerkingsverbanden;
- Samenwerkingsverbanden waarbij de landschappelijke gegevenheid dominant is of die gebonden zijn aan fysische en natuurlijke structuren;
- Erkende toeristische samenwerkingsverbanden;
- Samenwerkingsverbanden waarbij het schaalvoordeel de enige drijfveer is en de link met het lokale of regionale strategische beleid beperkt is, als er wordt samengewerkt rond (i) het beheer of de uitbating van crematoria, woonzorgvoorzieningen, zwembaden en onderwijsinstellingen, (ii) informatie- en communicatietechnologie, verzekeringen en (iii) energiedistributie, drinkwatervoorziening, riolering, telecom en kabeldistributie.
Voor een OCMW wordt dan weer specifiek de mogelijkheid geboden om uit een vereniging of vennootschap voor maatschappelijk welzijn uit te treden teneinde dat samenwerkingsverband met de principes van de regiovorming (zie hieronder) in overeenstemming te brengen.
3. Principes van regiovorming
De regioconforme samenwerking betekent dat verschillende gemeenten hun samenwerkingsverbanden binnen de grenzen van hun referentieregio organiseren. Dit houdt in het bijzonder in dat deze samenwerkingsverbanden moeten passen binnen de grenzen van de referentieregio of ermee moeten samenvallen.
Het Regiodecreet voorziet evenwel een aantal uitzonderingen, of minstens nuanceringen:
- De gemeenten kunnen hun intergemeentelijke samenwerkingsverbanden ook organiseren via zogenaamde supraregionale samenwerking. Supraregionale samenwerking blijft met andere woorden steeds mogelijk. Dit geeft de gemeenten de mogelijkheid op een hogere schaal dan die van de referentieregio's samen te werken.
- Een bestaand intergemeentelijk samenwerkingsverband kan, of de gemeenten die willen deelnemen aan een nieuw intergemeentelijk samenwerkingsverband kunnen, bij de Vlaamse Regering een gemotiveerde afwijking indienen. De Vlaamse Regering zal vervolgens binnen een termijn van 90 dagen (vanaf de dag na de aanvraag) al dan niet een tijdelijke of definitieve afwijking toekennen.
Het Regiodecreet biedt de lokale besturen de mogelijkheid om uit projectverenigingen, dienstverlenende verenigingen en opdrachthoudende verenigingen te treden teneinde aan de principes van regiovorming te voldoen. Het lokaal bestuur is hiervoor geen schadevergoeding aan het intergemeentelijk samenwerkingsverband of aan de andere vennoten verschuldigd.
4. Regiowerking
Een intergemeentelijk samenwerkingsverband die vanaf de inwerkingtreding van artikel 30 van het Regiodecreet wordt opgericht en binnen het toepassingsgebied van het Regiodecreet valt, moet van bij aanvang in overeenstemming zijn met de principes van regiovorming. Voor intergemeentelijke samenwerkingsverbanden die voor deze datum zijn opgericht, is een overgangsregeling voorzien. Zij dienen uiterlijk 31 december 2030 in overeenstemming met deze principes te zijn. Voor afvalintercommunales is de uiterlijke termijn zelfs op 31 december 2036 voorzien.
In het kader van de regiowerking voorziet het Regiodecreet in de mogelijkheid tot zogenaamde regiomobiliteit. Dit moet een stimulans voor samenwerking m.b.t. de personeelsmobiliteit tussen lokale besturen binnen eenzelfde referentieregio vormen. Concreet houdt de regiomobiliteit het volgende in:
- De deelname van personeelsleden van een van de besturen aan hetzij de procedure voor interne personeelsmobiliteit hetzij aan de bevorderingsprocedure bij een ander bestuur uit de referentieregio;
- De aanwending van een bestaande wervings- of bevorderingsreserve van een van de besturen uit de referentieregio.
De Vlaamse Regering heeft vastgesteld dat een vaak geuite bezorgdheid van de lokale besturen de verhouding tussen het burgemeestersoverleg en het lokale bestuur is. Het risico bestaat immers dat de burgemeester te weinig naar zijn bestuur zou terugkoppelen. Het Regiodecreet voorziet daarom - naast de reeds bestaande instrumenten in het decreet van 22 december 2017 over het lokaal bestuur - twee bijkomende instrumenten voor de democratische verantwoording van de regiowerking:
- Het college van burgemeester en schepenen behandelt de regiowerking maandelijks op de agenda.
- De gemeenteraad bespreekt de regiowerking minstens twee keer per jaar op de gemeenteraad.
5. Wijzigingen van het decreet van 22 december 2017 ‘over het lokaal bestuur’
De wijzigingen aan het decreet van 22 december 2017 strekken er in essentie toe om met ingang van 1 januari 2024 het goedkeuringstoezicht op de beslissingen tot oprichting en op de statutenwijzigingen van zowel de intergemeentelijke samenwerkingsverbanden met rechtspersoonlijkheid als de vereniging of vennootschap voor maatschappelijk welzijn te vervangen door een verplicht voorafgaand niet-bindend advies van de Vlaamse Regering.
Er is evenwel een uitzondering voorzien voor dienstverlenende en opdrachthoudende verenigingen die vanaf 1 januari 2024 nog niet aan de principes van de regiovorming voldoen. Voor deze vereniging blijft het goedkeuringstoezicht op een statutenwijziging van toepassing.
6. Besluit
Vanaf 19 maart 2023 wordt het Vlaamse Gewest in referentieregio's ingedeeld, binnen dewelke de gemeenten hun intergemeentelijke samenwerking moeten organiseren. Het Regiodecreet legt in dit kader onder meer de afbakening van de referentieregio's, de principes van de regiovorming, de regiowerking en de gevolgen hiervan vast. Dit zou de bestuurlijke versnippering, en in het bijzonder het kluwen aan lokale samenwerkingen, moeten verhelpen.
Aarzel niet om ons te contacteren bij vragen.
Dit artikel is mede geschreven door David D'Hooghe in zijn hoedanigheid als partner bij Stibbe.
- 1Bron afbeelding: https://lokaalbestuur.vlaanderen.be/nieuws/vlaamse-regering-keurt-regiodecreet-definitief-goed