Toenemende sturing op vestigingslocaties datacenters

Article
NL Law

De impact van de booming datacentermarkt brengt Nederlandse gemeenten en provincies ertoe datacenterbeleid en paraplubestemmingsplannen vast te stellen om te sturen op vestigingslocaties. In met name Amsterdam en Haarlemmermeer lijkt daarmee een einde te komen aan de groei van het datacenter ecosysteem.

De datacentermarkt is booming, zo blijkt uit een recent rapport van JLL. Door ontwikkelingen als cloud computing, streaming en 5G bestaat er een grote vraag naar nieuwe datacenters. In de Metropool Regio Amsterdam (MRA) is door de gunstige geografische ligging van Nederland binnen Europa, het grote aantal beschikbare zeekabels en de Amsterdam Internet Exchange (AMS-IX) – een van de grootste internetknooppunten ter wereld – een grote clustervorming aan datacenters ontstaan. Daarnaast draagt de grote beschikbaarheid van duurzame energie bij aan de vestiging van hyperscale datacenters in bijvoorbeeld het Eemshavengebied en Middenmeer.

Het toenemende aantal datacenters heeft echter ook impact op het landschap en op de energie-infrastructuur. Hierom heeft de gemeente Amsterdam datacenterbeleid vastgesteld, heeft de gemeente Haarlemmermeer datacenterbeleid en een paraplubestemmingsplan vastgesteld en heeft de provincie Noord-Holland conceptdatacenterbeleid opgesteld om te sturen op vestigingslocaties voor datacenters. In dit blog bespreken wij deze stukken.

Datacenters in Nederland

Datacenters bieden stroom, connectiviteit, koeling en beveiliging. De IT-voorzieningen (servers) zijn doorgaans van klanten van datacenters. In 2020 waren er volgens de Dutch Datacenter Association, de branchevereniging van datacenters, circa 189 commerciële multi-tenant datacenters in Nederland en 5.772 organisaties die een eigen datacenter hebben. In Nederland zijn momenteel twee locaties met hyperscale datacenters (Eemshaven en Middenmeer) en is er sprake van de mogelijke vestiging van een derde in de regio Zeewolde (zie link, onder beantwoording vraag 5).

Datacenters worden vaak in vier categorieën verdeeld:

  1. Internationale colocatie/multi-tenant datacenters
    Deze huisvesten de servers van een groot aantal klanten op de internationale markt. Voor deze datacenters is hyperconnectiviteit van groot belang. Daarvan is sprake in geval van een cluster van datacenters met een hoge dichtheid van connecties tussen de servers of in geval van directe toegang tot AMS-IX of de internationale glasvezelkabels, waardoor er sprake is van zeer snelle verbindingen en daarmee een zeer lage latency (responstijd). In de MRA zijn drie hyperconnectiviteitclusters (Amsterdam Science Park, Amsterdam Zuidoost en Schiphol-Rijk). Daarbuiten is er in Nederland geen hyperconnectiviteitcluster.
     
  2. Nationale colocatie/multi-tenant datacenters
    Deze huisvesten servers van een groot aantal klanten op de nationale en regionale markt en zijn gevestigd door heel Nederland.
     
  3. Hyper-scale datacenters
    Deze zijn zeer groot en zijn voor eigen gebruik. Voor dit type zijn de grondprijs, uitbreidingsmogelijkheden en de beschikbaarheid van duurzame elektriciteit van belang. Dat geldt ook voor een lage latency, maar minder dan het geval is voor internationale colocatie/multi-tenant datacenters. Hierdoor zijn hyper-scales op grotere afstand van AMS-IX mogelijk.
     
  4. Edge datacenters
    Dit zijn kleinere datacenters die relatief dicht bij de gebruikers zitten en van belang worden voor 5G en internet of things (IOT)-toepassingen en streaming diensten waarbij de latency voor de gebruikers zo klein mogelijk moet zijn. Zij maken doorgaans verbinding met een of meerdere decentrale datacenter(s).

Beleid: NOVI en Ruimtelijke Strategie Datacenters 2030

De Nationale Omgevingsvisie ("NOVI") betreft het nationale beleid voor de fysieke leefomgeving en bevat een aantal beleidskeuzes. Beleidskeuze 2.6 heeft betrekking op datacenters en is in grote lijnen gebaseerd op de Ruimtelijke Strategie Datacenters 2030. De beleidskeuze strekt ertoe dat in samenwerking met de andere overheden, de netbeheerders en het bedrijfsleven het Rijk voor de digitalisering van de economie inzet op de uitrol van nieuwe netwerken en selectieve groei van datacenters. Op grond daarvan kunnen datacenters daar worden gevestigd waar (cumulatief)

  1. op een duurzame manier in de energievraag kan worden voorzien via huidige of toekomstige energienetwerken. Dat vraagt om goede afstemming van vraag en aanbod;
  2. de levering van restwarmte aan warmtenetwerken bij voorkeur mogelijk is aan het stedelijk gebied; en
  3. voldaan kan worden aan de eisen die marktpartijen stellen aan digitale connectiviteit.

De inzet van het Rijk is erop gericht om colocatie in de MRA te faciliteren voor datacenters die hyperconnectiviteit als belangrijke vestigingsvoorwaarde hebben. Voor deze colocatie datacenters zijn regionale verkenningen van ontwikkelingen richting Almere en Zuid-Holland logische vervolgstappen. Vestiging van hyper-scale datacenters kan op locaties waar veel aanbod is van (hernieuwbare) elektriciteit, waar aansluiting op het elektriciteitsnetwerk kan worden geboden en waar ruimte minder schaars is. De voorkeur gaat uit naar vestiging in de randen van Nederland, zoals op de bestaande locaties Eemshaven en Middenmeer.

Datacenters en bestemmingsplannen

Datacenters vallen doorgaans in een relatief lage milieucategorie (categorie 2), omdat de impact van een datacenter op de directe omgeving beperkt is.  Datacenters zijn daardoor doorgaans toegestaan binnen reguliere bedrijfsbestemmingen. Dat betekent dat een omgevingsvergunning voor het bouwen voor een datacenter op een bedrijfsbestemming niet kan worden geweigerd, mits ook wordt voldaan aan de bouwregels.

Concretere sturing op vestigingsmogelijkheden van datacenters vergt daarom maatbestemmingen voor datacenters binnen de bredere bedrijfsbestemming (vergelijkbaar met het reguleren van supermarkten binnen de bredere detailhandelsbestemming).

De gemeenten Haarlemmermeer en Amsterdam en de provincie Noord-Holland sturen wel op vestigingsmogelijkheden van datacenters

In de provincie waar de meeste datacenters staan, Noord-Holland, wordt wel gestuurd op datacenters. De gemeenten Haarlemmermeer en Amsterdam lopen hierin voorop.

Beide gemeentes hebben in 2019 een voorbereidingsbesluit voor de vestiging van datacenters genomen (zie daarover ook dit eerdere blogbericht) en hebben vervolgens een datacenterbeleid ontwikkeld, zie hier voor Haarlemmermeer en hier voor Amsterdam. De gemeenteraad van Haarlemmermeer heeft vervolgens het Parapluplan Datacenters (NL.IMRO.0394.BPGhlmdatacenters0-C001) en de Beheersverordening Datacenters (NL.IMRO.0394.BHVlgbdatacenters0-C001) vastgesteld (gezamenlijk hierna: het Paraplubestemmingsplan). Amsterdam heeft (nog) geen parapluplan voor datacenters vastgesteld.

Situatie in Haarlemmermeer

Het Haarlemmermeerse datacenterbeleid voorziet in gematigde groei en concentratie van datacenters tot 2030 met 550 megavolt ampère (MVA) (naast enkele datacenters waarvoor al omgevingsvergunningen zijn aangevraagd). Na 2030 is geen extra ruimte voor datacenters in Haarlemmermeer beschikbaar. Haarlemmermeer kiest ervoor om datacenters alleen toe te staan op specifieke bedrijventerreinen (Polanenpark, Schiphol-Rijk, Schiphol Trade Park (STP) en Corneliahoeve) en niet in woongebieden of het landelijk gebied. In het beleid wordt aan de vestiging van datacenters strikte voorwaarden gesteld. Deze voorwaarden hebben betrekking op de ruimtelijke kwaliteit en landschappelijke inpassing, het energiegebruik en duurzaamheid van de datacenters.

Een aantal aspecten uit het Datacenterbeleid wordt geregeld in het Paraplubestemmingsplan. Het Datacenterbeleid wordt planologisch in twee stappen uitgevoerd. De eerste stap is het Paraplubestemmingsplan. Daarin wordt voor nieuwe datacenters of voor de uitbreiding van bestaande datacenters een eerste groep belangrijke ruimtelijke elementen vastgelegd. Onder deze voorwaarden blijft het de komende jaren mogelijk om een nieuw datacenter te realiseren als de geldende ruimtelijke plannen dat al mogelijk maken. Deze voorwaarden zijn de volgende:

  1. Aansluiting op een energienetwerk: een nieuw datacenter mag pas in gebruik worden genomen als het is aangesloten op een energienetwerk met afdoende capaciteit waarbij vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij de netbeheerder.
  2. Maximering aansluitvermogen elektriciteit: het Parapluplan maximeert het totale aansluitvermogen van nieuwe datacenters op 550 MVA (waarbij een aantal datacenters waarvoor aanvragen voor een omgevingsvergunning zijn ingediend, niet meetellen).
  3. Eigen inkoopstation: datacenters met een aansluitvermogen groter dan 80 MVA moeten over een 150 kV-inkoopstation op eigen terrein beschikken.
  4. Verharding: in het Paraplubestemmingsplan is ten behoeve van een goede waterhuishouding en ter stimulering van een groene invulling voorts opgenomen dat 75 % van het onbebouwde terrein onverhard is met een minimum van 250 m2 en dat de onverharde gronden landschappelijk moeten worden ingepast.
  5. Landschappelijke inpassing: het gebruik van gronden voor een nieuw datacenter is alleen toegestaan als uiterlijk binnen twee jaar na het onherroepelijk worden van een omgevingsvergunning voor bouwen voor een nieuw datacenter de onverharde gronden landschappelijk zijn ingepast.

De definitie van een datacenter in het Paraplubestemmingsplan is “een bedrijf dat zich in hoofdzaak richt op het digitaal opslaan en verwerken van informatie op computers (servers)”. Deze definitie lijkt echter meer van toepassing op de klant van een datacenter, die daar zijn servers plaatst, dan de eigenaar/exploitant van een datacenter die ‘slechts’ voorziet in stroom, connectiviteit, koeling en beveiliging.

Wat verder opvalt is dat er geen minimumvermogen is waarop het Paraplubestemmingsplan van toepassing is. Dit is anders voor het hierna te bespreken Amsterdamse en Noord-Hollandse (concept)datacenterbeleid, dat met name geldt vanaf 5 MVA.

De tweede stap is om over enkele jaren het datacenterbeleid van Haarlemmermeer volledig planologisch-juridisch te verzekeren, door een aantal specifieke gebieden aan te wijzen waar datacenters toegestaan blijven. Voor de rest van het grondgebied zijn nieuwe datacenters dan niet meer toegestaan. In de aangewezen gebieden kan de groei van datacenters verder vorm krijgen. Verdere sturing vindt plaats door voor elk van die gebieden op een later moment oppervlaktebepalingen voor nieuwe datacenters en uitbreiding van bestaande datacenters op te nemen. Daardoor blijft er ook ruimte voor andere vormen van bedrijvigheid binnen de gemeente Haarlemmermeer.

Situatie in Amsterdam

Het voorbereidingsbesluit in Amsterdam is op 31 juli 2020 verlopen. Er geldt nu geen ‘hard’ planologisch regime specifiek voor datacenters binnen de gemeente Amsterdam. Wel heeft de gemeente Amsterdam op 17 december 2020 het beleid "Amsterdam Duurzaam Digitaal, Vestigingsbeleid datacenters gemeente Amsterdam 2020 – 2030" vastgesteld.

Omdat de gemeenteraad van Amsterdam geen paraplubestemmingsplan voor datacenters heeft vastgesteld, kan het college van burgemeester en wethouders niet via de planologie sturen op vestiging en uitbreiding van datacenters die niet in strijd zijn met het bestemmingsplan. Sturing zal dan plaatsvinden via erfpachtovereenkomsten (mits de gemeente grondeigenaar is) en – ingeval van strijd met het bestemmingsplan – via de goede ruimtelijke ordening (onder de Omgevingswet: een evenwichtige toedeling van functies aan locaties).

Het datacenterbeleid van Amsterdam is niet slechts gericht op maximering van de groei, maar ook op verduurzaming van datacenters. De hoofdlijnen van het Amsterdamse beleid zijn:

  1. Faciliteren groei: maximale toename van 670 MVA tot 2030.
  2. Maximaliseren groei: maximale jaarlijkse groei van 67 MVA.
  3. Faciliteren bekende projecten en initiatieven tot in ieder geval 2025: de bekende projecten en initiatieven binnen de gemeente Amsterdam voorzien in het faciliteren van de marktvraag tot in ieder geval 2025. Hierom zal de gemeente niet meewerken aan nieuwe initiatieven, tenzij deze zijn gericht op realisatie na 2025.
  4. Ruimtelijke spreiding: de gemeente zet in op spreiding van de datacenters in de huidige clusters. Dit zijn Science Park, Amstel III – West bedrijvenstrook, Haven / Havenstad en delen van Schinkelkwartier.
  5. Intensief ruimtegebruik: datacentergebouwen mogen alleen intensief gestapeld uitgevoerd worden waarbij er in overleg met de gemeente kan worden bekeken welke hoogte passend is binnen het gebied. Ook ondergronds bouwen past bij intensief grondgebruik. Waar de techniek dat toelaat en dit gecombineerd kan worden met andere ruimtegebruikers wordt ondergronds bouwen van een datacenter aangemoedigd.
  6. Ruimtelijke inpassing en kwaliteit: bij het beoordelen van het ruimtelijke ontwerp wordt gekeken naar de relatie met de omgeving, het bouwvolume en aansluiting op de omgeving, de plint en het publiek programma en de transformatiemogelijkheden. Ook is (het zorgen voor) voldoende ruimte in de ondergrond voor de 10 of 20 kV kabels een belangrijke randvoorwaarde.
  7. Gemengd ruimtegebruik: een datacenter is geen functie die gebonden is aan de begane grond. Het combineren van datacenters met functies die wel baat hebben bij een plek op de begane grond (horeca, bedrijfsruimte, logistiek centrum en overige publieksvoorzieningen) zorgt voor intensiever ruimtegebruik en verbetert de uitstraling op straatniveau.
  8. Capaciteit te contracteren vermogen: de eventuele groei van datacenters na 2025 is neergelegd in de kaders voor de uitbreiding van het netwerk, mits het de gemeente en Liander lukt om de benodigde onderstations in Amsterdam te realiseren. In het deelgebied Amstel III wordt onderzocht of het mogelijk is de huidige datacenters direct op het hoogspanningsnetwerk van Tennet aan te sluiten, waardoor het netwerk van Liander wordt ontlast. Voor nieuwe initiatieven is net als in Haarlemmermeer het uitgangspunt dat datacenters met een vermogen groter dan 80 MVA een eigen 150 kV inkoopstation moeten realiseren. 
  9. Energiebesparing: hierop gaan wij hierna nader in.
  10. Het verplicht benutten van restwarmte: het verplicht benutten van restwarmte van een datacenter door technische uitkoppeling van restwarmte op de perceelgrens te realiseren voor nieuw te bouwen datacenters en, indien technisch mogelijk, bij uitbreiding van bestaande datacenters. Zie hierover hierna nader punt 4.
  11. Inzetten op duurzaam opgewekte energie: kavelgebonden duurzame elektriciteit (benutten daken en gevels voor zonnepanelen en fossielvrije systemen voor nood- en piekvoorzieningen) en inkoop van duurzame elektriciteit (de datacenterbranche loopt voorop met het inkopen van duurzame energie).
  12. Toekomstbestendig circulair bouwen: er wordt ingezet op toekomstbestendig (circulair) bouwen passend bij het vastgestelde ruimtelijke kader op het betreffende bedrijventerrein.

Bijzondere aandacht voor energiebesparing en duurzaamheid in Amsterdam

De gemeente Amsterdam wil dat initiatiefnemers bij de vestiging van datacenters binnen de gemeente haar ambities (privaatrechtelijk) onderschrijven en samen met de gemeente komen tot een invulling die meerwaarde levert. Hierom is duurzaamheid een belangrijk criterium bij het verkrijgen van toestemming om een datacenter te realiseren. Het datacenterbeleid noemt de volgende elementen die betrekking hebben op duurzaamheid:

  1. LEAP: de Amsterdam Economic Board, NLdigital, Green IT Amsterdam, Rijksdienst voor Ondernemend Nederland en de Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied zijn het Low Energy Acceleration Program (LEAP) gestart. In samenwerking met grote klanten, datacenters, hardware-leveranciers, onderzoeksinstellingen en overheden wordt gewerkt aan het vergroten van de energie-efficiëntie van servers en het toewerken naar een duurzame digitale infrastructuur. Bekeken wordt hoe de resultaten uit het LEAP-traject worden verankerd in specifieke regelgeving.
  2. PUE < 1,2: de Power Usage Effectiviness (PUE) is de waarde van het totale energieverbruik, gedeeld door de hoeveelheid energieverbruik van ICT-apparatuur. Hoe efficiënter de koeling en de elektriciteitsverdeling van de apparatuur is, hoe energie-efficiënter het datacenter werkt en hoe lager de PUE is. De ontwerp-PUE mag maximaal < 1,2 zijn. Bij deze waarde dient rekening te worden gehouden met de eventuele negatieve impact van duurzaamheidsmaatregelen, zoals het leveren van restwarmte, die een negatieve invloed op de PUE kunnen hebben. De minister van Economische Zaken en Klimaat heeft de Tweede Kamer laten weten dat op landelijk niveau voorlopig geen eisen zullen worden gesteld aan de PUE-factor (zie beantwoording Kamervragen over energiebesparing van datacenters).
  3. EPC: de energieprestatie coëfficiënt (EPC) (nu: BENG) is een index die de energetische efficiëntie van nieuwbouw aangeeft. Voor eventuele ‘Bouwbesluit functies’ zoals kantoren, die onderdeel uitmaken van het datacenter, dient een EPC te worden gerealiseerd die aansluit bij het Amsterdamse beleid van energieneutraal bouwen.
  4. Benutten van restwarmte: het verplicht benutten van restwarmte uit een datacenter op een vastgestelde temperatuur door technische uitkoppeling van restwarmte op de perceelgrens te realiseren en door het uitkoppelen van restwarmte en terugontvangen van koeling op te nemen in het ontwerp van het datacenter met een WKO. Afspraken over het benutten van restwarmte dienen uiteindelijk te worden vastgelegd in overeenkomsten tussen de ontwikkelaar, het datacenter en de warmte-exploitant. De gemeente heeft daar vooral een faciliterende rol en voert regie op de realisatie van (lokale) warmtenetten. Maar aan het benutten van restwarmte zitten nog veel haken en ogen, waarbij ook niet behulpzaam is dat onlangs het wetsvoorstel Wet collectieve warmtevoorziening (Warmtewet 2) on hold is gezet (link), zie over dat wetsvoorstel Stibbeblog (link en link). Dat wetsvoorstel stimuleerde het gebruik van restwarmte in de gebouwde omgeving op een maatschappelijk kosteneffectieve manier door warmtebedrijven het recht te geven om restwarmte tegen uitkoppelkosten ‘op te halen’ aan de poort van een industrieel bedrijf, datacenter of andere producent van restwarmte.
  5. Drinkwaterverbruik beperken: de datacenter projecten in Amsterdam voor de korte en middellange termijn zijn bekend bij Waternet, het gemeentelijke waterbedrijf. De projecten voor de korte termijn passen binnen de bestaande ruimte van de drinkwaterproductiecapaciteit. Toekomstige aanvragen van datacenters voor drinkwateraansluitingen zal Waternet per geval beoordelen aan de hand van het criterium dat de hoeveelheid voor koelwater benodigd drinkwater drastisch wordt beperkt. Vooralsnog is het koelmedium grondwater verboden, zodat datacenters voor koeling zijn aangewezen op drinkwater.

Datacenterstrategie Noord-Holland

In juli 2021 hebben gedeputeerde staten van Noord-Holland de concept Datacenterstrategie Noord-Holland vastgesteld (link), waarvan u een Engelse vertaling hier aantreft. Dit concept kan nog veranderen na consultatie met stakeholders. Eind 2021 stellen provinciale staten de definitieve provinciale datacenterstrategie vast (link).

De provinciale datacenterstrategie is van toepassing op datacenters met een oppervlakte van meer dan 2.000 m2 en een elektriciteitsaansluiting van minimaal 5 MVA.

De provinciale datacenterstrategie richt zich vooral op de vestiging van nieuwe datacenters. De 57 bestaande grote datacenters in de provincie (55 colocatie/multi-tenant datacenters en 2 hyper-scale datacenters) blijven in grote lijnen ongemoeid.

De provinciale datacenterstrategie wil sturen door reguleren en stimuleren. Reguleren vindt plaats door het stellen van regels in de Omgevingsverordening die doorwerken naar gemeenten, zoals vestigingsvoorwaarden die in Amsterdam en Haarlemmermeer al worden toegepast. Het stimuleren heeft betrekking op initiatieven vanuit de sector zelf, bijvoorbeeld het ondersteunen van kennisontwikkeling, lobby, samenwerking, innovatie en informatievoorziening en het maken van afspraken hierover met publieke en private partners.

De provinciale inzet komt samengevat op het volgend neer, waarbij de Datacenterstrategie een onderscheid maakt tussen ruimte en duurzaamheid:

Datacenterstrategie: ruimte

Dit thema ziet op keuzes voor locaties en clustervorming, de inpassing van datacenters en het ruimtegebruik:

  • Regels in de Omgevingsverordening
    • Locatiekeuze door aanwijzen van bedrijventerreinen in Amsterdam, Haarlemmermeer, Diemen en Hollands Kroon en een verbod op de vestiging van datacenters daarbuiten.
    • Voor deze clusters geldt het opstellen van een stedenbouwkundig plan en beeldkwaliteitsplan als voorwaarde, waarbij de inhoudelijke punten waaraan plannen moeten voldoen worden vastgelegd.
    • Datacenters mogen zich alleen vestigen op of aangrenzend aan bedrijventerreinen.
    • Ontwikkelingen moeten voldoen aan provinciaal beleid, zoals de Leidraad Landschap en Cultuurhistorie.
  • Vestigingsvoorwaarden
    • Verplichte afspraken over vestigingsvoorwaarden tussen provincie en gemeenten waar datacenters zich nog mogen vestigen, gericht op impact op de omgeving, multifunctioneel ruimtegebruik en uitwerking stedenbouwkundig plan en beeldkwaliteitsplan.
  • Aanvullende afspraken en samenwerking
    • Verdere samenwerking en afstemming met gemeenten waar datacenters zich nog mogen vestigen.
    • Afspraken met de sector.

Datacenterstrategie: duurzaamheid

Dit thema ziet op energieverbruik, duurzame energie, restwarmte, watergebruik voor koeling (in relatie tot waterbeschikbaarheid), waterveiligheid en overlast en de kwaliteit van lozingswater:

  • Omgevingsverordening, artikel 6.62
    • Motiveringsplicht omgevingsplan (beschrijving van de wijze waarop rekening wordt gehouden met risico’s klimaatverandering, waaronder waterveiligheid, wateroverlast en waterbeschikbaarheid).
  • Vestigingsvoorwaarden
    • Vestigingsvoorwaarden rondom energie en water vaststellen met gemeenten. Deze voorwaarden zijn gericht op maximale inzet op energiebesparing, hergebruik van restwarmte in omliggende bebouwing, duurzame energieopwekking en duurzaam watergebruik.
  • Vergunningverlening, toezicht en handhaving
    • Via vergunningverlening, toezicht en handhaving (VTH) kunnen overheden sturen op naleving van regels in bestemmingsplannen en milieu. Dit betreft bijvoorbeeld het toepassen van erkende maatregelen op basis van de Best Beschikbare Technieken.
    • Afspraken met het Omgevingsdiensten.
  • Aanvullend afspraken en samenwerking met gemeenten, de datacentersector en ander partnerorganisaties
    • Onderzoek en pilots.
    • Duurzaam inkopen.
    • Verbinding van de sector met het ecosysteem voor innovatie, werk en ontwikkeling.
    • Afspraken met de sector.

Observaties

Het datacenterecosysteem in met name Amsterdam en Haarlemmermeer heeft zich de afgelopen jaren stormachtig kunnen ontwikkelen tot drie hyperconnectiviteitsclusters, maar aan die groei lijkt een einde te komen. Beide gemeenten maximeren de groei. Daarnaast stelt met name Amsterdam duurzaamheidseisen. Niet alleen deze gemeenten, ook de provincie Noord-Holland trekt de teugels aan: nieuwe datacenters zijn alleen nog toegestaan in de gemeenten Amsterdam, Haarlemmermeer, Diemen en Hollands Kroon (mits duurzaam en landschappelijk ingepast) en niet meer daarbuiten. Bovendien dienen grote datacenters (meer dan 80 MVA) hun eigen inkoopstation aan te sluiten op het netwerk van TenneT, waarmee aanzienlijk investeringen gemoeid zijn.

Of het vestigingsverbod buiten de locaties genoemd in het provinciale conceptbeleid voor de rechter standhoudt, kan mede in het licht van de Dienstenrichtlijn, worden betwijfeld. Vanwege de groeiende vraag naar datacenters bij de hyperconnectiviteitsclusters is goed voorstelbaar dat over de weigering planologische medewerking te verlenen meer geprocedeerd gaat worden. Een alternatief, namelijk een vierde hyperconnectiviteitscluster, is er niet zomaar. Dat vergt in ieder geval duidelijk overheidsbeleid en forse investeringen in de elektriciteitsvoorziening.

Voor datacenters geldt tot op zekere hoogte ‘onbekend maakt onbemind’, zij hebben geen menselijk gezicht en dragen niet zichtbaar bij aan hun omgeving. Initiatiefnemers kunnen hun kansen op overheidsmedewerking vergroten door veel aandacht te besteden aan duurzaamheid, de levering van warmte aan warmtenetten, landschappelijke inpassing, intensief en meervoudig ruimtegebruik en door het tonen van maatschappelijke betrokkenheid.