Stop de naming and shaming bij het publiceren van boetebesluiten

Article
NL Law

De Autoriteit Financiële Markten (‘AFM’) en De Nederlandsche Bank (‘DNB’) zijn in beginsel wettelijk verplicht om door hen opgelegde boetes openbaar te maken. Het wettelijke systeem gaat zelfs zo ver dat het voorschrijft dat bepaalde bestuurlijke boetes ongeanonimiseerd openbaar worden gemaakt, voordat ook maar een rechter zich over de schuldvraag en de rechtmatigheid van de boete heeft kunnen buigen. Zeer recent verscheen hierover al een publicatie waarin werd geconcludeerd dat dit wettelijke publicatiesysteem herijking behoeft. Ook vanuit strafrechtelijk perspectief is mijn conclusie dat het publicatieregime zich uiterst moeizaam (of eigenlijk niet) verhoudt met de onschuldpresumptie, het fundamentele rechtsbeginsel dat iemand onschuldig is totdat het tegendeel is bewezen. 

Het (voortijdig) publiceren van boetebesluiten heeft verschillende doelen. Zo zou het in het belang van andere onder toezicht staande instellingen zijn dat boetebesluiten worden gepubliceerd, zodat zij (kunnen) weten welke gedragingen leiden tot handhaving en hoe de toezichthouder invulling geeft aan bepaalde normen. Ook zou de openbaarmaking een ontmoedigend effect hebben op andere personen en ondernemingen die onder toezicht staan. Zij zullen minder snel (soortgelijke) overtredingen begaan, zo is de gedachte. 

Voortijdig publiceren is echter in strijd met de onschuldpresumptie. Dat blijkt ook wanneer een parallel met het strafrecht wordt getrokken. Op strafrechtelijk terrein wordt door het Openbaar Ministerie, en andere opsporingsinstanties, actief en gericht voorlichting gegeven over hun optreden in strafrechtelijke onderzoeken. De doelen die ten grondslag liggen aan de publicatie van boetebesluiten gelden mutatis mutandis ook voor het informeren van het grote publiek bij strafzaken. Ook daar wenst men het publiek te informeren over de wijze waarop de strafrechtelijke handhaving van de rechtsorde plaatsvindt. De meeste persberichten verschijnen voorafgaand aan het moment waarop de rechter oordeelt over de schuldvraag. Artikel 4 van de EU-Richtlijn 2016/343 verplicht lidstaten ervoor te zorgen dat een verdachte in openbare verklaringen van overheidsinstanties niet als schuldig wordt aangeduid zolang zijn schuld niet in rechte is komen vast te staan. Het resultaat hiervan is onder meer dat persberichten moeten worden opgesteld waarbij niet wordt gesteld dat de betrokkene schuldig is en waarbij de identiteit van de betrokken (rechts)persoon niet kan worden achterhaald. 

Boetebesluiten van de AFM en DNB zouden op eenzelfde manier (namelijk neutraal en geanonimiseerd) moeten worden gepubliceerd. Met de huidige praktijk wordt een zeer beschuldigend etiket geplakt op de instelling, terwijl het heel goed mogelijk is dat de rechter de boete uiteindelijk integraal van tafel veegt. Dat is aan niemand uitlegbaar. De AFM en DNB zouden de uitzonderingsmogelijkheid uit de wet veel meer moeten benutten, reeds omdat artikel 6 lid 2 EVRM en het Handvest EU daartoe dwingen. Er is dus ruimte – zelfs de plicht – om het anders te doen dan nu gebeurt.