Signaleringsblog week 4: actuele jurisprudentie en ontwikkelingen bestuursrecht en omgevingsrecht

Article
NL Law

In deze blog signaleren wij kort enkele belangwekkende bestuursrechtelijke en omgevingsrechtelijke uitspraken en ontwikkelingen van de afgelopen periode. 

I- Jurisprudentie 

Overeengekomen uitstel over opschorten beslistermijn moet tijdig én schriftelijk plaatsvinden 

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (“Afdeling”) oordeelt in haar uitspraak van 15 januari 2025 (ECLI:NL:RVS:2025:120) dat voor het rechtsgeldig kunnen opschorten van de beslistermijn op basis van overeengekomen instemming van de aanvrager van een beschikking vóór afloop van de beslistermijn én schriftelijk moet plaatsvinden. Omdat in de voorliggende situatie niet aan deze uit art. 4:15, tweede lid, aanhef en onder a, Algemene wet bestuursrecht (“Awb”) voortvloeiende voorwaarden was voldaan, was het college van burgemeester en wethouders (“college”) niet langer bevoegd om te beslissen op de onder het regime van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (“Wabo”) aangevraagde omgevingsvergunning en is deze van rechtswege verleend. Nadat de Afdeling heeft geoordeeld dat appellant procesbelang heeft bij een inhoudelijk oordeel op diens hoger beroep, overweegt de Afdeling ten aanzien van de vraag of de beslistermijn van art. 3.9 Wabo rechtsgeldig is verlengd dat het schriftelijkheidsvereiste van art. 4:15, tweede lid, aanhef en onder a, Awb tot doel heeft om interpretatieverschillen ten aanzien van het al of niet instemmen met uitstel van de beslistermijn zoveel mogelijk te voorkomen (Kamerstukken II, 2005/06, 29 934, nr. 10). Omdat dit vereiste naar het oordeel van de Afdeling niet uitsluitend het belang van de aanvrager dient, strandt de hoger beroepsgrond van appellant op dit punt niet op het relativiteitsvereiste van art. 8:69a Awb. 

Burgemeester moet als gevolg van onrechtmatige sluiting bedrijfspand gederfde huurinkomsten vergoeden

In haar uitspraak van 15 januari 2024 (ECLI:NL:RVS:2025:110) oordeelt de Afdeling dat de burgemeester de noodzaak van zijn besluit tot het tijdelijk, voor de duur van zes maanden, sluiten van een bedrijfspand onvoldoende heeft onderbouwd. Omdat de burgemeester desondanks uitvoering heeft gegeven aan zijn besluit door het pand feitelijk te sluiten, moet hij aan de pandeigenaar een schadevergoeding betalen ter hoogte van de gederfde huurinkomsten gedurende de sluitingsduur. De burgemeester had zijn besluit gebaseerd op de Algemene Plaatselijke Verordening (“APV”), nadat toezichthouders hadden vastgesteld dat de huurder van het bedrijfspand handelde in gestolen motorblokken. Volgens de burgemeester had de sluiting, naast een belangrijke signaalfunctie, tot doel om de handel in gestolen goederen ongedaan te maken, het gebruik en de bekendheid van het pand waar de strafbare feiten werden gepleegd te doorbreken, recidive te voorkomen, de openbare orde in de omgeving van het pand te herstellen en verdere nadelige effecten van de handel op het openbare leven en andere lokale omstandigheden te beperken. Naar het oordeel van de Afdeling heeft de burgemeester de noodzaak tot handhavend optreden onvoldoende feitelijk en concreet onderbouwd: omdat de pandeigenaar ten tijde van de feitelijke sluiting van het pand de huurovereenkomst met zijn huurder had beëindigd, deze laatste het bedrijfspand al had verlaten én de pandeigenaar een nieuwe huurder had gevonden, was volgens de Afdeling de overtreding reeds ongedaan gemaakt, de kans op recidive weggenomen en de openbare orde in zoverre hersteld. De omstandigheid dat het pand in een ‘kwetsbare omgeving’ zou liggen kan daarom geen rol meer spelen bij de noodzaak van de sluiting, aldus de Afdeling. Hetzelfde geldt voor de omstandigheid dat de burgemeester in het verleden diverse panden tijdelijk heeft gesloten: die sluitingen waren gebaseerd op de Opiumwet en daarmee op een ander beoordelingskader. Met betrekking tot de bestuursrechtelijke schadevergoedingsplicht verwerpt de Afdeling het betoog van de burgemeester dat de pandeigenaar zijn schade op grond van art. 6:101 Burgerlijk Wetboek (BW) had kunnen c.q. behoren te beperken door de huurovereenkomst niet te beëindigen (in welk geval geen sprake zou zijn van gederfde huurinkomsten, omdat de pandeigenaar nog steeds aanspraak zou maken op de overeengekomen huur). Naar het oordeel van de Afdeling moet het beëindigen van de huurovereenkomst in dit geval aan de burgemeester worden toegerekend: met het beëindigen van het huurcontract heeft de pandeigenaar juist beoogd om voortzetting van de illegale activiteiten (en daarmee ook de aangekondigde tijdelijk sluiting) te voorkomen. Met het beëindigen van het huurcontract heeft de pandeigenaar bovendien bijgedragen aan de doelen die de burgemeester met de sluiting nastreefde, zo oordeelt de Afdeling. 

In zienswijze opgenomen verzoek tot aanpassen ontwerp-omgevingsvergunning kwalificeert niet als aanvraag waarop bestuursorgaan moet beslissen 

De Rechtbank Oost-Brabant oordeelt in zijn uitspraak van 10 januari 2025 (ECLI:NL:RBOBR:2025:82) dat van het uitblijven van een besluit op een aanvraag (in de zin van art. 1:3, derde lid, Awb) in dit geval geen sprake is, omdat het verzoek van eiseres voren is gebracht in het kader van een tegen het ontwerp van een omgevingsvergunning voor een varkenshouderij naar voren gebrachte zienswijze. Eiseres had in haar zienswijze verzocht om over te gaan tot aanvulling of wijziging van vergunningvoorschriften dan wel intrekking van de aan de varkenshouderij in kwestie verleende omgevingsvergunningen. In het kader van het tegen de verleende omgevingsvergunning gerichte beroep voert eiseres aan dat het college ten onrechte geen besluit heeft genomen op haar meerledige verzoek. De rechtbank overweegt dat een verzoek om een omgevingsvergunning dat op een andere dan de gebruikelijke wijze is gedaan alleen dan als een aanvraag in de zin van art. 1:3, derde lid, Awb wordt aangemerkt, als voor het bestuursorgaan meteen duidelijk is of kan zijn dat een aanvraag is gedaan (vgl. de Afdelingsuitspraak van 20 maart 2019, ECLI:NL:RVS:2019:829). Bij een aanvraag in de zin van voornoemd Awb-artikel dient het volgens de Afdeling altijd te gaan om een zelfstandig stuk, zodat niet van belang is of de zienswijze (waarin het verzoek is opgenomen) van geringe omvang is en het college bij zorgvuldige lezing ervan had behoren te begrijpen dat sprake was van een aanvraag. De rechtbank ziet aanleiding deze lijn ook toe te passen op verzoeken tot intrekking of wijziging van geldende vergunningen die worden gedaan in het kader van een zienswijze tegen een ontwerp voor een omgevingsvergunning. Omdat voor het intrekken of wijzigen van een omgevingsvergunningen een ander toetsingskader en een andere beslistermijn geldt, zou een andersluidende opvatting met zich meebrengen dat het college de termijn om te beslissen op de aangevraagde omgevingsvergunning niet kan naleven. Een dergelijke uitkomst, zo oordeelt de rechtbank, kan uit een oogpunt van rechtszekerheid niet worden aanvaard.

Late vergunningverlening maakt geen inbreuk op rechtsbescherming 

In de uitspraak van 2 december 2024 (ECLI:NL:RBMNE:2024:6819) oordeelt de Rechtbank Midden-Nederland dat het kort voor de datum van een jaarlijks terugkerend festival verlenen van de vereiste omgevingsvergunning geen inbreuk maakt op het recht op rechtsbescherming. Twee stichtingen die opkomen tegen de onder het regime van de Wabo verleende toestemming betogen in beroep dat het college en vergunninghouder het bezwaarmakers bewust lastig of onmogelijk maken tijdig van hun rechtsmiddelen gebruik te maken. De rechtbank begrijpt dat zeer late besluitvorming vervelend is voor eisers, omdat zij daardoor onder grote tijdsdruk komen te staan om juridische stappen tegen de omgevingsvergunning te ondernemen. Er bestaat echter geen wettelijke bepaling die ertoe verplicht om eerder een aanvraag in te dienen, net zo min als de late vergunningverlening afbreuk heeft gedaan aan de wettelijke mogelijkheden voor eisers om daartegen rechtsmiddelen aan te wenden. De rechtbank redeneert dat het evenement weliswaar aanving tijdens de bezwaartermijn, maar dat hangende een bezwaarprocedure altijd een verzoek om voorlopige voorziening kan worden ingediend met als doel het bestreden besluit te laten toetsen en eventueel te laten schorsen. Ter zitting heeft vergunninghouder uitgelegd voor het moment van indienen van de aanvraag afhankelijk te zijn van de beschikbaarheid van de vele diensten met wie moet worden samengewerkt (politie, brandweer en geneeskundige hulpverlening) en van het moment waarop de gemeente de evenementenkalender opstelt; het college heeft onderkend dat een late vergunningaanvraag weliswaar onwenselijk is, maar geen wettelijke weigeringsgrond oplevert. 

Voor pakketbezorgers gelden dezelfde regels voor betalen parkeerbelasting als voor particulieren die goederen brengen of ophalen

In zijn arrest van 17 januari 2025 (ECLI:NL:HR:2025:90) oordeelt de Hoge Raad als hoogste belastingrechter dat pakketbezorgers op dezelfde manier moeten worden behandeld als ieder ander die zijn auto of busje neerzet op een plek voor betaald parkeren om goederen te brengen of op te halen. Voor iedereen geldt dat in die situatie alleen dan geen parkeerbelasting hoeft te worden betaald, indien de goederen op die plek moeilijk anders dan per auto konden worden gebracht of gehaald én sprake is van ‘onmiddellijk laden en lossen’ als bedoeld in art. 225, tweede lid, Gemeentewet (dat overigens ook ziet op het ‘onmiddellijk in- en uitstappen van personen) of - in dit geval - de nagenoeg gelijkluidende lokale Verordening parkeerregulering en parkeerbelastingen 2021. Aanleiding voor dit oordeel was een geschil over de vraag of de heffingsambtenaar aan de eigenaar van een busje terecht een heffingsaanslag parkeerbelasting had opgelegd vanwege het stilstaan op een plek voor betaald parkeren, zonder dat de eigenaar hiervoor parkeerbelasting had voldaan. Voor beantwoording van de vraag of sprake is van het onmiddellijk laden of lossen van goederen, moet voor elke keer dat het voertuig wordt stilgezet op een plek voor betaald parkeren afzonderlijk worden beoordeeld of de op te halen of af te leveren goederen, gelet op hun omvang of gewicht, moeilijk anders dan per auto kunnen worden gehaald en gebracht, aldus de Hoge Raad. Niet van belang - en daarmee anders dan het Gerechtshof Den Haag eerder oordeelde - is of de belanghebbende ook pakketten of verpakkingen bij zich had die op andere plaatsen moesten worden afgeleverd of opgehaald.   

II – Ontwikkelingen wet- en regelgeving 

Internetconsultatie Wetsvoorstel verbetermaatregelen toeslagen

Op 14 januari 2025 is een internetconsultatieronde gestart voor het voorstel tot Wijziging van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen en de Wet kinderopvang met het oog op het verbeteren van het toeslagenstelsel (Wet verbetermaatregelen toeslagen). Met het doorvoeren van een aantal toeslagbrede verbetermaatregelen wil het kabinet in het belang van de zekerheid voor burgers bijdragen aan een betere begrijpelijkheid van het toeslagenstelsel, ervoor zorgen dat de toeslagen beter aansluiten bij de feitelijke situatie waarin burgers verkeren en het aantal terugvorderingen terugdringen. Zo voorziet het wetsvoorstel er onder meer in om, ter vermijding van hoge terugvorderingen en betalingsproblemen, toeslagen niet langer met terugwerkende kracht terug te vorderen. Ook vervalt de wettelijke bevoegdheid voor de Dienst Toeslagen om bij (niet-opzettelijke) verzuimen van burgers verzuimboetes op te leggen. Tot en met 10 februari 2025 is het mogelijk om te reageren op de consultatiedocumenten.  

Consultatie Europese Commissie over herziening Europese aanbestedingsrichtlijnen

Via een zogenoemde openbare raadpleging evalueert de Europese Commissie de huidige aanbestedingsrichtlijnen 2014/23/EU (concessies), 2014/24/EU (klassieke sectoren) en 2014/25/EU (speciale sectoren). Met het verzamelen van ervaringsgegevens en feedback uit de aanbestedingspraktijk wil de Europese Commissie een beeld vormen van de relevantie, effectiviteit en toekomstbestendigheid van deze richtlijnen. De oproep voor het leveren van inbreng in het kader van de openbare raadpleging loopt tot 7 maart 2025. 

Op de hoogte blijven van nieuwe ontwikkelingen?

Met onze Stibbeblogs blijft u op de hoogte van ontwikkelingen op het terrein van het bestuursrecht en omgevingsrecht. Wilt u graag automatisch via e-mail op de hoogte worden gehouden over een blogupdate? Meld u zich dan op onze website aan voor het ontvangen van een e-mail attendering bij het verschijnen van nieuwe bestuursrechtelijke en omgevingsrechtelijke Stibbeblogs. Eerder verschenen Signaleringsblogs kun u hier raadplegen.