Signaleringsblog week 17: actuele jurisprudentie en ontwikkelingen bestuursrecht en omgevingsrecht

Article
NL Law

In deze blog signaleren wij kort enkele belangwekkende bestuursrechtelijke en omgevingsrechtelijke uitspraken en ontwikkelingen van de afgelopen periode. 

I- Jurisprudentie 

Afronden emissiegrenswaarde Activiteitenbesluit milieubeheer naar beneden niet toegestaan

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (“Afdeling”) oordeelt in haar uitspraak van 16 april 2025 (ECLI:NL:RVS:2025:1699) dat de meetresultaten van de in art. 2.5, tweede lid, aanhef en onder a, Activiteitenbesluit milieubeheer (“Activiteitenbesluit”) neergelegde norm van 5 mg/Nm3 niet naar beneden mogen worden afgerond, zodat het college van burgemeester en wethouders (“college”) toch bevoegd was om handhavend op te treden tegen een bedrijf dat deze strikte emissiegrenswaarde overschreed. Het bedrijf in kwestie recyclet glasafval ten behoeve van de glas- en glaswolindustrie. De Omgevingsdienst had op basis van metingen geconstateerd dat bij het bewerken van glasafval bij twee emissiepunten de in art. 2.5, tweede lid, Activiteitenbesluit genoemde norm van 5 mg/Nm3 werd overschreden (de exacte gemeten waarde wordt in de uitspraak niet genoemd), waarna het college aan het bedrijf een last onder dwangsom had opgelegd. Nadat het bedrijf ook die had overtreden, was het college overgegaan tot invordering. In het kader van het daartegen ingestelde beroep had de rechtbank geoordeeld dat het college niet bevoegd zou zijn tot handhavend optreden, omdat na afronding van de meetuitkomsten naar beneden geen sprake zou zijn van een overschrijding van de emissienorm. Anders dan de rechtbank ziet de Afdeling geen aanknopingspunten voor het oordeel dat de meetresultaten van de norm van 5 mg/Nm3 naar beneden mogen worden afgerond. Daarbij acht de Afdeling van belang dat in art. 2.5, tweede lid, aanhef en onder a, Activiteitenbesluit staat dat ten hoogste 5 mg/Nm3 mag worden geëmitteerd en dat het gaat om een emissiegrenswaarde. Daarnaast bevat het Activiteitenbesluit geen algemene meetregel die voorziet in een afrondingsmogelijkheid voor deze norm. Het ontbreken van een decimaal achter de emissiegrenswaarde in het wetsartikel (er staat niet ‘5,0’ maar ‘5’) maakt dit naar het oordeel van de Afdeling niet anders. Omdat de gemeten emissie in dit geval de grenswaarde van 5 mg/Nm3 overschrijdt, concludeert de Afdeling dat het college bevoegd was om handhavend op te treden. 

Overtreding verbod woningonttrekking vergt met oog op sanctioneren deugdelijke onderbouwing bestuursorgaan 

In haar uitspraak van 16 april 2025 (ECLI:NL:RVS:2025:1704) oordeelt de Afdeling dat het college onvoldoende onderbouwd heeft dat een woning (gedeeltelijk) onttrokken is aan de woningvoorraad vanwege het daarin bedrijfsmatig exploiteren van een professionele cocaïnewasserij. Aanleiding voor dit oordeel was het collegebesluit om een bestuurlijke boete op te leggen wegens het onttrekken van de woning aan de woonbestemming (een overtreding van art. 21, aanhef en onder a, Huisvestingswet 2014 jo. art. 5:2, aanhef en onder a, van de lokale Huisvestingsverordening). De Afdeling overweegt dat uit de wijze van gebruik en inrichting van een woning moet worden afgeleid of een woning (gedeeltelijk) is onttrokken aan de woningvoorraad (vgl. de Afdelingsuitspraak van 11 januari 2017, ECLI:NL:RVS:2017:25). Voor de vraag of sprake is van (gedeeltelijke) woningonttrekking is dus van belang op welke wijze de woning is gebruikt voor de cocaïnewasserij en hoe dit van invloed is geweest op de inrichting van de woning. Daarbij bestaat een wezenlijk verschil tussen de in dit geval aangetroffen cocaïnewasserij en een hennepkwekerij, omdat in het laatste geval de onttrekking doorgaans veel substantiëler is door een meer permanente inrichting van de woning. Zo wordt bij hennepkwekerijen gebruik gemaakt van een kweektent, assimilatieverlichting, afzuiginstallaties en koolstoffilters en is veelal sprake van een meer permanente constructie die vaak een grotere oppervlakte inneemt en een temperatuur of klimaat veroorzaakt dat (een gedeelte van) de woning niet langer geschikt maakt voor bewoning. Omdat sprake is van een belastend besluit, is het aan het bestuursorgaan om de nodige kennis over de relevante feiten te vergaren en het besluit daarmee deugdelijk te onderbouwen. Naar het oordeel van de Afdeling heeft het college in dit geval niet toereikend onderbouwd welke gevaarlijke stoffen zich in de woning bevonden, hoe frequent en op welke tijdstippen de bedrijfsmatige activiteiten plaatsvonden en hoe lang deze duurden. Ook is niet duidelijk wanneer een woning vanwege de opslag van gevaarlijke stoffen niet langer geschikt moet worden geacht voor bewoning. 

Reactie op Wob-verzoek: ‘vervaardigen nieuwe gegevens’ of ‘ordenen bestaande informatie’? 

Uit de Afdelingsuitspraak van 16 april 2025 (ECLI:NL:RVS:2025:1685) volgt dat de minister van Justitie en Veiligheid (“minister”) bij de beoordeling van het op de Wet openbaarheid van bestuur (“Wob”) gebaseerde informatieverzoek had moeten nagaan welke door appellante verzochte gegevens in de database van het Openbaar Minister (“OM”) aanwezig waren en in welke vorm en op welke wijze die geordend zouden kunnen worden in één document. Appellante had met een beroep op de Wob verzocht om openbaarmaking van onder meer de uitvoering van het door het OM uitgevoerde sepotbeleid en daarbij per casus de datum, het verloop van de zaak en informatie over de behandeling van de zaak door de rechter weer te geven. De minister had dit deel van het Wob-verzoek geweigerd. De Afdeling overweegt dat de Wob geen verplichting bevat om nieuwe gegevens te vervaardigen die niet in bestaande documenten zijn neergelegd, ongeacht de mate van inspanning (vgl. de Afdelingsuitspraak van 11 juli 2018,  ECLI:NL:RVS:2018:2285). Als elektronische gegevens in een database voorhanden zijn die met een beperkt aantal handelingen eenvoudig kunnen worden geordend, is evenwel géén sprake van het vervaardigen van gegevens of nieuwe documenten (vgl. de Afdelingsuitspraak van 11 juli 2018, ECLI:NL:RVS:2018:2285). Dit laatste geldt ook als die handelingen meer inhouden dan één druk op de knop of het maken van een schermafdruk. Omdat de minister er in zijn weigeringsbesluit geen blijk van heeft gegeven in hoeverre de verzochte gegevens in de database van het OM aanwezig zijn en geordend kunnen worden in één document, is de beslissing op dit deel van het Wob-verzoek naar het oordeel van de Afdeling onvoldoende gemotiveerd. 

Aanpak stikstofprobleem: hoe verhoudt intrekken of beperken rechten veehouderijbedrijven tot eigendomsrecht? 

De Rechtbank Oost-Brabant heeft op 16 april 2025 negen uitspraken (ECLI:NL:RBOBR:2025:2324-2332) gedaan over een serie verzoeken van twee milieuverenigingen om de omgevingsvergunningen van een aantal nabij Natura 2000-gebieden gelegen veehouderijen op grond van art. 5.4, tweede lid, Wet natuurbescherming (“Wnb”) in te trekken of te beperken. In deze uitspraken oordeelt de rechtbank in algemene zin dat het in art. 1 Eerste Protocol (“EP”) EVRM en art. 17 Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (“EU-Handvest”) neergelegde eigendomsrecht niet zonder meer in de weg staat aan het treffen van passende maatregelen in de vorm van het beperken of beëindigen van bedrijfsactiviteiten. Het is volgens de rechtbank aan Gedeputeerde Staten (“GS”) om dit nader te onderzoeken en hierin een afweging te maken. De rechtbank stelt vast dat art. 5.4, tweede lid, Wnb een zelfstandige grond voor intrekking of wijziging van een verleende natuurvergunning bevat, namelijk de dreigende verslechtering of verstoring met significante gevolgen van een soort of habitattype waarvoor een Natura 2000-gebied is aangewezen. Als de intrekking of wijziging van een natuurvergunning als bedoeld in art. 2.7, tweede lid, Wnb kan bijdragen aan het voorkomen van de dreigende achteruitgang van de natuurwaarden, dan kan intrekking of wijziging een passende maatregel zijn (vgl. de Afdelingsuitspraak van 18 december 2024, ECLI:NL:RVS:2024:4909). Vanwege de onzekerheid waarmee het lot van bij de stikstofproblematiek betrokken veehouderijbedrijven is omgeven, staat de rechtbank in de uitspraken van 16 april 2025 stil bij de vraag hoe het treffen van passende maatregelen (als bedoeld in art. 6, tweede lid, Habitatrichtlijn) in de vorm van het beperken of beëindigen van bedrijfsactiviteiten zich verhoudt tot het eigendomsrecht. De rechtbank overweegt dat art. 1 EP EVRM het recht op het ongestoord genot van eigendom waarborgt, beschermt tegen de ontneming van eigendom en een basis biedt voor de regulering van eigendom. GS zijn bij de uitoefening van zijn bevoegdheden aan het verdragsartikel gebonden (vgl. het tussen- en eindvonnis van de Rechtbank Den Haag van 15 juli 2020, ECLI:NL:RBDHA:2020:6375 respectievelijk 4 augustus 2021, ECLI:NL:RBDHA:2021:8278). Hoewel de Europese Unie (waar de basis ligt voor art. 6, tweede lid, Habitatrichtlijn) niet aangesloten is bij het EVRM, is art. 1 EP EVRM via art. 17 EU-Handvest wel verankerd in EU-recht. Laatstgenoemd artikel bepaalt dat niemand zijn rechtmatig verkregen eigendom mag worden ontnomen, behalve in het algemeen belang, in de gevallen en onder de voorwaarden waarin de wet voorziet en mits het verlies tijdig op billijke wijze wordt vergoed. Een geslaagd beroep op art.17 EU-Handvest kan, aldus de rechtbank, aan het treffen van passende maatregelen in de weg staan. Bij een beroep op art. 17 EU-Handvest moeten volgens de rechtbank op casusniveau een aantal vragen worden beantwoord: (i) is sprake van een ‘possession’ (eigendom) in de zin van deze bepaling?, (ii) is sprake van ontneming of regulering van het eigendomsrecht?, (iii) is de inbreuk bij wet voorzien?, (iv) dient de inbreuk een algemeen belang? en (v) is sprake van ‘fair balance’ (dat wil zeggen een redelijk evenwicht tussen de eisen van het algemeen belang en de bescherming van de fundamentele rechten van het individu)? De rechtbank beperkt zich tot een beperkte bespreking van dit algemene kader en benadrukt dat, in geval een veehouderij een beroep doet op art. 17 EU-Handvest, het op de weg van GS ligt om binnen de hen toekomende beoordelingsruimte een en ander nader te onderzoeken en om een afweging te maken over het al dan niet inperken van bedrijfsactiviteiten. 

Omgevingsvergunning geschorst vanwege ontbreken bepaling over uitgestelde inwerkingtreding 

In zijn uitspraak van 21 maart 2025 (ECLI:NL:RBGEL:2025:2777) ziet de voorzieningenrechter van de Rechtbank Gelderland in het ontbreken van een bepaling over de uitgestelde inwerkingtreding van een verleende omgevingsvergunning voor het kappen en rooien van enkele waardevolle bomen in combinatie met de wens van de gemeente (in diens hoedanigheid van vergunninghouder) om op zeer korte termijn tot kappen over te gaan aanleiding voor het treffen van een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter overweegt dat art. 16.79, tweede lid, aanhef en onder a en b, Omgevingswet (“Ow”), in afwijking van de in het eerste lid neergelegde hoofdregel dat een omgevingsvergunning daags na bekendmaking in werking treedt, voorziet in een uitgestelde inwerkingtreding. Het wetsartikel schrijft voor dat een omgevingsvergunning in werking treedt met ingang van de dag waarop vier weken zijn verstreken sinds de dag van bekendmaking of terinzagelegging, als - kort gezegd - het verrichten van de vergunde activiteit binnen die vier weken kan leiden tot een wijziging van een bestaande toestand die niet kan worden hersteld én de regels over het verlenen van de omgevingsvergunning ertoe strekken die bestaande toestand te beschermen. Als binnen de termijn van vier weken is verzocht om een voorlopige voorziening, treedt de omgevingsvergunning niet eerder in werking dan nadat op dat verzoek is beslist (art. 16.79, vierde lid, Ow). Naar het oordeel van de voorzieningenrechter heeft de kap van de waardevolle bomen onomkeerbare gevolgen en had het college om die reden moeten kiezen voor uitgestelde inwerkingtreding van de omgevingsvergunning. De omstandigheid dat een spoedige kap gewenst is vanwege de voorgenomen aanleg van een riool, maakt dit volgens de voorzieningenrechter niet anders. Omdat een verdere beoordeling van de zaak nader onderzoek vereist, zal de voorzieningenrechter pas na de inhoudelijke behandeling op zitting beoordelen of de ordemaatregel moet worden gehandhaafd, opgeheven of gewijzigd.   

II – Ontwikkelingen wet- en regelgeving 

Vervolgstap behandeling voorstel Wet versterking regie volkshuisvesting 

Op 17 april 2025 heeft de minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening de nota naar aanleiding van het nader verslag alsmede een derde nota van wijziging op het voorstel voor de Wet versterking regie volkshuisvesting aan de Tweede Kamer aangeboden. In de nota naar aanleiding van het nader verslag reageert de minister op de inbreng en vragen van de vaste commissie van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening. Met de nota van wijziging brengt de minister enkele wijzigingen aan in het wetsvoorstel waarover de Tweede Kamer zich nu verder zal buigen. 

Tweede internetconsultatieronde Besluit versterking regie volkshuisvesting 

Van 17 april tot en met 1 mei 2025 doorloopt het Besluit versterking regie volkshuisvesting een tweede internetconsultatieronde. Het besluit geeft nader invulling aan het wetsvoorstel versterking regie volkshuisvesting dat op 7 maart 2024 is ingediend bij de Tweede Kamer. Na het doorlopen van een eerste internetconsultatie in maart/april 2024, ziet deze op een beperkt aantal aanvullingen: de uitwerking van het regeerprogramma ten aanzien van het realiseren van betaalbare woningen, het uitzetten van de ladder voor duurzame verstedelijking voor woningbouwlocaties, het mogelijk maken van vergunningsvrije mantelzorgwoningen en familiewoningen en de vormgeving van de monitoring en gegevensverzameling.

Regeling beëindiging gaswinning Groningenveld in consultatie

Om goede nazorg in verband met de beëindiging van de gaswinning uit het Groningenveld per 19 april 2024 mogelijk te maken, wil het kabinet de Mijnbouwregeling en de Uitvoeringsregeling Gaswet aanpassen. De regeling die nu voor internetconsultatie is vrijgegeven stelt onder meer regels over de zorgplicht van de vergunninghouder en over het monitoren van het veld en het analyseren van de ontwikkelingen in de ondergrond. In de periode van 22 april tot en met 10 juni 2025 kunnen belangstellenden reageren op de consultatiedocumenten

Op de hoogte blijven van nieuwe ontwikkelingen?

Met onze Stibbeblogs blijft u op de hoogte van ontwikkelingen op het terrein van het bestuursrecht en omgevingsrecht. Wilt u graag automatisch via e-mail op de hoogte worden gehouden over een blogupdate? Meld u zich dan op onze website aan voor het ontvangen van een e-mail attendering bij het verschijnen van nieuwe bestuursrechtelijke en omgevingsrechtelijke Stibbeblogs. Eerder verschenen Signaleringsblogs kun u hier raadplegen.