Rechtbank oordeelt dat de WNT van openbare orde is, en verrekent periode vrijstelling van werk zonder verlofsaldo met WNT-vergoeding (annotatie)
Arbeidsvoorwaarden en loon worden steeds meer door publiekrechtelijke wet- en regelgeving genormeerd, zoals de WNT en de Wet beloningsbeleid financiële ondernemingen (Wbfo). Een interessante vraag in dat kader is wat een civiele rechter moet doen als hij zich geconfronteerd ziet met een overeenkomst die in strijd is met een publiekrechtelijke norm, bijvoorbeeld een beëindigingsvergoeding die hoger is dan de maxima die de WNT of de Wbfo voorschrijven. Het komt regelmatig voor dat rechters in dat geval de overeenkomst nietig achten wegens strijd met de ‘openbare orde’ (artikel 3:40 BW) en de vordering afwijzen.
In de onderhavige zaak speelde deze kwestie ook. De werkneemster was in dienst als statutair bestuurder bij een werkgever die onder de WNT valt. Bij haar uitdiensttreding namen partijen in de vaststellingsovereenkomst op dat zij de maximale beëindigingsvergoeding van € 75.000 zou krijgen, dat zij in de maanden voorafgaand aan de einddatum vrijgesteld zou worden van werk en dat zij in die periode haar resterende verlofdagen op zou nemen. In de vaststellingsovereenkomst was ook overeengekomen dat, voor zover het verlofsaldo niet toereikend zou blijken, het loon over de vrijgestelde periode in mindering zou worden gebracht op de beëindigingsvergoeding. Conform de WNT moet de werkgever immers de uren die het verlofsaldo te boven gaan verrekenen met de overeengekomen beëindigingsvergoeding. Bij de eindafrekening bleek het aantal vakantiedagen lager te zijn dan vooraf gedacht, en ontoereikend om de gehele periode van vrijstelling te overbruggen. De werkgever verrekende daarop ruim € 40.000 aan verlofdagen over de periode van vrijstelling van werk.
Volgens de werkneemster was de ondeugdelijke vakantie-administratie aan werkgever te wijten. Bij de kantonrechter vorderde zij uitbetaling van de gehele overeengekomen beëindigingsvergoeding van € 75.000. De kantonrechter wees de vordering af, omdat de overeengekomen beëindigingsvergoeding in strijd met de WNT en daarmee de openbare orde zou zijn. De kantonrechter baseerde deze opvatting dat de WNT regels van openbare orde bevat op het feit dat het een maximum voorschrijft voor beëindigingsvergoedingen, en bepalingen bevat die het omzeilen van dit maximum onmogelijk moeten maken.
In deze annotatie bespreken Astrid Helstone en Jeanne Leeman de strekking van het begrip ‘openbare orde’, en de vraag of de opvatting dat de WNT binnen de reikwijdte van dit begrip valt juridisch-technisch gezien juist is. Hoewel afwijzing van de vordering volgens Astrid en Jeanne terecht is (de vaststellingsovereenkomst bevatte immers ook de afspraak dat loon over vrijgestelde periode in mindering op de beëindigingsvergoeding kon worden gebracht), zijn in hun optiek de nodige kanttekeningen te plaatsen bij de overwegingen van de kantonrechter over de WNT en de openbare orde. Tot slot wijzen zij op het belang van het voeren van een deugdelijke vakantie-administratie door werkgevers ten aanzien van bestuurders. Dit gaat in de praktijk regelmatig verkeerd, wat tot ingewikkelde discussies leidt – zo ook in deze zaak.
Klik hier voor de volledige publicatie.
Rb. Noord-Nederland 21 maart 2023, ECLI:NL:RBNNE:2023:1207, JAR 2023/133, m.nt. A.M. Helstone & J.H. Leeman