Lokale milieumisdrijven
Op 1 januari 2024 trad de Omgevingswet in werking. Onder het nieuwe regime moeten ook – en juist – lokale wetgevers de fysieke leefomgeving reguleren. Daarom stelt het provinciebestuur een omgevingsverordening vast, het waterschapsbestuur een waterschapsverordening en het gemeentebestuur een omgevingsplan.
Deze lokale wetgeving wordt in belangrijke mate strafrechtelijk gesanctioneerd. Voor zover de voorschriften zijn gesteld ter bescherming van de gezondheid, het milieu, watersystemen of monumenten, zal de overtreding ervan een economisch delict opleveren uit de zwaarste categorie van artikel 1a WED. Het gaat dan om misdrijven met een strafmaximum van zes jaar gevangenisstraf of geldboete van de vijfde categorie. Bij verdenking van zulke misdrijven zal voorlopige hechtenis kunnen worden toegepast en kan een heel arsenaal aan bijzondere opsporingsbevoegdheden worden ingezet.
Het is opmerkelijk dat lokale wetgevers aldus in staat zijn gesteld om nieuwe en zware milieumisdrijven te creëren. Volgens de Provinciewet, de Waterschapswet en de Gemeentewet mogen zij in hun autonome verordeningen slechts overtredingen opnemen, waarbij zij gebonden zijn aan zeer beperkte strafmaxima: drie maanden hechtenis of geldboete van de tweede categorie. Maar onder de Omgevingswet mogen zij in een gedelegeerde verordening misdrijven opnemen met strafmaxima die (ruim) twintig maal hoger liggen.
Het risico bestaat dat de lokale wetgevers verschillend te werk zullen gaan. Voorbeeld: het rookverbod in bosrijke gebieden. Dat voorschrift strekt ter voorkoming van brandgevaar en ter bescherming van de fysieke leefomgeving. Bij de ene gemeente kan dat in de APV staan, terwijl de andere gemeente het in haar omgevingsplan zal opnemen. Een wandelaar die een sigaret opsteekt, loopt zodoende in de ene gemeente een wezenlijk ander strafrechtelijk risico dan in de andere gemeente. Al naar gelang de plaats waar de BOA de wandelaar lokaliseert, zal hij deze op de bon kunnen slingeren voor een lichte overtreding of een zwaar misdrijf.
Nu is dat rookverbod nog een vrij bekend voorschrift. Maar lokale wetgevers kunnen in hun verordeningen natuurlijk ook uiterst originele of ronduit exotische milieuvoorschriften opnemen. Zolang met die voorschriften maar wordt beoogd de veiligheid, de gezondheid of het milieu te beschermen, zal ook daarvoor de zware strafrechtelijke sanctionering uit de WED gelden. Dan wordt het plotseling wel heel belangrijk om de lokale wetgeving te kennen.
Wie straks aanvoert dat hij niet op de hoogte was van het lokale misdrijvenstrafrecht, zal op de leer van het kleurloos opzet stuiten. Had hij zich maar moeten verdiepen in de plaatselijke verordeningen voordat hij op pad ging.
Dit wettelijk systeem is niet goed doordacht. Het is onwenselijk dat lokale wetgevers onder de Omgevingswet hun eigen misdrijven kunnen creëren. Zware milieumisdrijven horen niet thuis in plaatselijke verordeningen. Er is een wereld van verschil tussen APV-overtredingen en WED-misdrijven. Voorschriften die voor een ieder gelden, behoren niet per locatie wezenlijk anders te worden gesanctioneerd. Dat leidt tot rechtsongelijkheid en rechtsonzekerheid.