Het verschoningsrecht is niet zomaar prijsgegeven
Het verschoningsrecht blijft de gemoederen bezighouden. Verschoningsgerechtigde informatie omvat alle informatie die aan een advocaat is toevertrouwd door zijn cliënt in het kader van hun professionele relatie. Deze informatie wordt beschermd vanwege de vertrouwensband tussen de advocaat en de cliënt. Derden (zoals opsporingsambtenaren, het OM en de strafrechter) mogen niet kennisnemen van deze vertrouwelijke informatie. Een advocaat kan (uiteraard met toestemming van zijn cliënt) ervoor kiezen bepaalde informatie vrijwillig met derden te delen. Dit roept de vraag op of en in hoeverre de advocaat hiermee zijn verschoningsrecht op deze informatie prijsgeeft.
Het is al langer vaste jurisprudentie dat het enkele feit dat een advocaat bepaalde verschoningsgerechtigde informatie met bepaalde derden deelt, niet betekent dat hij hiermee zijn verschoningsrecht prijsgeeft jegens alles en iedereen (zie ECLI:NL:HR:2021:751 en ECLI:NL:HR:2020:600). Maar wanneer het verschoningsrecht wel of niet wordt prijsgegeven, is (nog) niet volledig uitgekristalliseerd.
De Hoge Raad schept nu meer duidelijkheid hierover in zijn beschikking van 25 maart 2025 (ECLI:NL:HR:2025:456). Aan deze strafzaak ging een belastingzaak tegen de verdachten vooraf. In deze belastingzaak had de advocaat ter verweer een bepaald processtuk ingediend bij de belastingrechter. Het processtuk werd vervolgens door de Belastingdienst verstrekt aan het OM en belandde zo in het strafdossier van de strafzaak tegen deze verdachten. De advocaat maakte bezwaar tegen deze gang van zaken: het processtuk had hij weliswaar vrijwillig met de belastingrechter gedeeld in de belastingzaak, maar dit betekende niet dat hij hiermee zijn verschoningsrecht had prijsgegeven en het processtuk zomaar tegen zijn cliënten mocht worden gebruikt in de strafzaak.
De Hoge Raad is duidelijk: door het inbrengen van een processtuk in een belastingzaak wordt het verschoningsrecht op dat processtuk niet prijsgegeven in relatie tot een (mogelijk) latere strafzaak. Het kan er wel toe leiden dat de belastingrechter (delen van) de verschoningsrechtigde informatie in zijn uitspraak noemt en de informatie op deze manier openbaar wordt waardoor het vertrouwelijke karakter aan de informatie komt te ontvallen en de advocaat geen beroep meer toekomt op zijn verschoningsrecht.
Wanneer het verschoningsrecht wél wordt prijsgegeven door de verschoningsgerechtigde informatie met derden te delen, blijft nog steeds in het midden. Het is voorstelbaar dat dit bijvoorbeeld het geval is als de advocaat ongeclausuleerd verschoningsgerechtigde informatie (zoals een pleitnota) deelt met een journalist met het doel dat de journalist deze informatie optekent in de krant. Waar de grenzen precies liggen, moet nog blijken. Met deze beschikking onderstreept de Hoge Raad echter wederom dat het verschoningsrecht vergaande bescherming verdient. Er zal niet snel kunnen worden betoogd dat het verschoningsrecht is prijsgegeven doordat informatie is gedeeld met derden, zeker niet wanneer dit is gebeurd met een duidelijk doel en binnen een bepaald kader.