Het EHRM start de inhoudelijke behandeling van de Nederlandse klacht over het neerhalen van vlucht MH17
De uitspraak van het EHRM gaat over drie klachten tegen Rusland die verband houden met mensenrechtenschendingen in de Donbas (Oost-Oekraïne) sinds 2014, waaronder het neerhalen van vlucht MH17. Het EHRM oordeelt dat de klacht van Nederland over het neerhalen van vlucht MH17 ontvankelijk is. De klacht zal dus inhoudelijk behandeld worden.
Het EHRM moest nagaan of het drie klachten tegen Rusland inhoudelijk mocht behandelen: één klacht van Nederland en twee klachten van Oekraïne. Rusland stelde onder meer dat het EHRM niet aan zet is omdat de slachtoffers waaronder nabestaanden eerst in Rusland moeten procederen over eventuele schending van mensenrechten. Het EHRM gaat niet mee met dit betoog. In dit blog bespreken wij de achtergrond van de procedures (paragraaf 1), de ingediende klachten (paragraaf 2), het oordeel van het EHRM (paragraaf 3) en het vervolg en belang van deze procedures (paragraaf 4).
1. Achtergrond procedures
In 2014 begon in de oostelijke regio’s van Oekraïne, waaronder de regio’s Donetsk en Lugansk, een gewapend conflict tussen pro-Russische seperatisten en het Oekraïense leger. Op 11 mei 2014 hielden de separatisten referenda in het door hen bezette gebied en verklaarden zich onafhankelijk als “Volksrepubliek Lugansk”. De strijd werd heviger en op 17 juli 2014 werd de vlucht MH17 van Malaysian Airlines neergehaald in de Donetsk-regio, waarbij alle 298 inzittenden zijn omgekomen. In de jaren die hierop volgden werd vaker een wapenstilstand overeengekomen, die vervolgens werd verbroken. Het conflict is nog steeds gaande, waarbij op 24 februari 2022 het Russische leger Oekraïne binnenviel.
2. De ingediende klachten
In deze uitspraak behandelt het EHRM drie klachten van Nederland en Oekraïne gezamenlijk.
- De eerste klacht van Oekraïne ziet op een patroon van schendingen (een zogenoemde “administrative practice”) in Oost-Oekraïne van een aantal bepalingen van het EVRM door Rusland. Hierbij gaat het onder meer om militaire aanvallen op burgers waarbij veel zijn mensen omgekomen, waaronder het neerhalen van de MH17. Ook heeft deze klacht betrekking op de marteling en executie van Oekraïense soldaten en burgers, dwangarbeid, ontvoeringen, onrechtmatige arrestaties, aanval op de pers en verbod op onderwijs in de Oekraïense taal.
- De tweede klacht van Oekraïne ziet op de ontvoering van drie groepen kinderen in Oost-Oekraïne tussen juni en augustus 2014.
- In 2020 diende Nederland een klacht in tegen Rusland die ziet op het neerhalen van de MH17 vlucht. Nederland stelt dat Rusland een belangrijke rol heeft gehad in het neerhalen van vlucht MH17. Ook vindt Nederland dat Rusland niet genoeg onderzoek heeft gedaan, en onvoldoende heeft meegewerkt aan de Nederlandse verzoeken tot strafrechtelijk onderzoek. Volgens Nederland heeft dit, en het feit dat Rusland iedere betrokkenheid bij het neerhalen van vlucht MH17 blijft ontkennen, extra leed voor de nabestaanden veroorzaakt.
3. Oordeel EHRM
Het EHRM bespreekt eerst een aantal algemene punten die relevant zijn voor alle drie de procedures.
3.1 Algemeen
- Geen verdragspartij: Rusland is sinds 16 september 2022 geen verdragspartij meer bij het EVRM. Het Hof acht zich wel bevoegd om de klachten te onderzoeken omdat de onderliggende feiten zich al voor die datum hebben voorgedaan.
- Jurisdictie: Verder oordeelt het Hof dat de gebeurtenissen die ten grondslag liggen aan zowel de klachten van Oekraïne als de klacht van Nederland onder de jurisdictie van Rusland vallen. Het Hof oordeelt dat Rusland vanaf 11 mei 2014 feitelijke controle had over de gebieden die in handen waren van de separatisten. Zowel de klachten van Oekraïne als de klacht van Nederland hebben daarom in grote mate betrekking op gebeurtenissen die binnen de ruimtelijke jurisdictie van de Russische Federatie vielen. Voor zover de klacht van Oekraïne betrekking heeft op de bombardementen en beschietingen buiten de door separatisten bezette gebieden, oordeelt het Hof dat deze gebeurtenissen niet onder de ruimtelijke jurisdictie van Rusland vallen.
- Het Hof oordeelt verder dat het EVRM ook van toepassing is in een situatie van een internationaal gewapend conflict.
3.2 Eerste klacht Oekraïne
De eerste klacht van Oekraïne gaat over een patroon van schendingen (“administrative practices”) in de Donbas. Voor het aannemen van een patroon van schendingen gelden twee voorwaarden. Allereerst moet sprake zijn van een herhaling van identieke of soortgelijke handelingen. Vervolgens dienen deze handelingen officieel getolereerd te worden door de hogere autoriteiten van de aangesproken staat. In dat geval is het niet vereist dat de klagende partij eerst de nationale rechtsmiddelen uitput waarbij meespeelt dat in een dergelijk geval de rechtsmiddelen overduidelijk ineffectief zouden zijn om de schending aan te vechten. Een statenklacht is voornamelijk bedoeld om een dergelijk patroon aan de kaak te stellen.
Het EHRM oordeelt dat Oekraïne voldoende voorlopig bewijs voor een patroon van schendingen heeft geleverd met onder meer rapporten van internationale organisaties, NGO’s en getuigenissen.
3.3 Tweede klacht Oekraïne
De tweede klacht van Oekraïne ziet op de kinderontvoeringen. Volgens Oekraïne betreft dit zowel een patroon van schendingen als individuele schendingen. Het EHRM oordeelt dat de drie incidenten gezien kunnen worden als een patroon van schendingen en in zoverre ontvankelijk zijn.
Voor individuele schendingen, anders dan klachten over een patroon van schendingen, geldt de eis van uitputting van nationale rechtsmiddelen onverkort. Voor zover de klacht ziet op individuele schendingen, werd deze door het EHRM niet-ontvankelijk verklaard, aangezien het Hof van oordeel is dat nog niet vast is komen te staan dat ten aanzien van deze gebeurtenissen geen rechtsmiddelen kunnen worden aangewend in Rusland. De regel dat nationale rechtsmiddelen uitgeput dienen te zijn, geldt in deze context eveneens bij interstatelijke klachten, al is het dan niet aan de verzoekende staat om te bewijzen dat de rechtsmiddelen zijn uitgeput.
3.4 Klacht Nederland
Ten aanzien van de klacht van Nederland had Rusland ook ontvankelijkheidsverweren opgeworpen:
- Uitputting nationale rechtsmiddelen: Het EHRM oordeelt dat Rusland niet heeft aangetoond dat er een doeltreffend rechtsmiddel was voor Nederland om te procederen tegen het neerhalen van de MH17.
- Overschrijding termijn: Daarnaast had Rusland gesteld dat Nederland de termijn van het indienen van een klacht bij het ontbreken van een effectief rechtsmiddel had overschreden. Deze termijn is zes maanden en start doorgaans op de datum van het incident (in dit geval 17 juli 2014). Dit zou betekenen dat Nederland deze termijn heeft overschreden. Het Hof oordeelt echter dat deze benadering onverenigbaar zou zijn met het belang van de rechtspleging en de doelstellingen van deze termijn. Op de datum van de gebeurtenis, was er veel onduidelijkheid over de precieze omstandigheden rond het neerhalen van het vliegtuig. Het is niet onredelijk dat Nederland op voldoende geloofwaardige, concrete bewijzen heeft gewacht met het indienen van haar klacht. Het onderzoek dat is uitgevoerd door Nederland en het Joint Investigation Team (“JIT“) was snel van start gegaan en is sindsdien voortvarend en op transparante wijze voorgezet, waarbij consistent om Ruslands hulp werd gevraagd. Het Hof oordeelt dat Nederland – in het licht van de uitzonderlijke omstandigheden van het geval – de klacht tijdig heeft ingediend.
- Voldoende voorlopig bewijs: Ook oordeelt het EHRM dat er voldoende voorlopig bewijs is, met name voortvloeiende uit het onderzoek van JIT, om de stellingen van Nederland ten aanzien van de schending van bepalingen uit het EVRM te onderbouwen.
Het EHRM verklaart de klacht van Nederland dan ook ontvankelijk.
4. Vervolg en belang procedure
Het EHRM gaat de procedures nu inhoudelijk beoordelen. De komende tijd houdt het EHRM zich bezig met meerdere zaken over de situatie in Oekraïne. Naast de onderhavige zaak zijn momenteel vier andere interstatelijke zaken tussen Oekraïne en Rusland en meer dan 8.500 individuele verzoeken bij het Hof in behandeling over de gebeurtenissen op de Krim, Oost-Oekraïne, de Zee van Azov en de gewapende aanval van Rusland die in februari 2022 begon. Onder de individuele verzoeken zijn er ook zaken ingesteld door familieleden van mensen die bij de ramp met de MH17 zijn omgekomen.
De inzet van deze zaken bij het EHRM is helpen om te komen “waarheidsvinding, gerechtigheid en rekenschap voor alle slachtoffers en hun nabestaanden” zoals Nederland ook schrijft op de website van de Rijksoverheid ten aanzien van de MH17-procedure.