Gefixeerde schadevergoeding telt niet mee voor maximale ontslagvergoeding WNT (annotatie)
In deze annotatie becommentariëren Astrid Helstone en Jeanne Leeman twee uitspraken waarin de vraag aan de orde komt of de gefixeerde schadevergoeding mee telt voor de maximale ontslagvergoeding onder de WNT.
De wetgever heeft geen uitzonderingen op de maximering van de ontslagvergoeding van een topfunctionaris van een WNT-instelling willen opnemen uit vrees dat dit omzeiling van de WNT-regels zou uitlokken. Toch worden niet alle vergoedingen die samenhangen met het ontslag genormeerd door de WNT, omdat deze niet vallen onder de definitie van ‘uitkeringen wegens beëindiging van het dienstverband’. Zo vallen vergoedingen buiten de reikwijdte van de WNT indien deze rechtstreeks, dwingend en eenduidig voortvloeien uit de wet, een cao of een andere collectieve regeling die is overeengekomen met vakbonden. Ook de gefixeerde schadevergoeding die verschuldigd is bij een onregelmatige opzegging van de arbeidsovereenkomst is een vergoeding die rechtstreeks, dwingend en eenduidig uit de wet volgt (zie art. 7:672 lid 11 BW).
Deze drie genoemde kernvoorwaarden rechtstreeks, dwingend en eenduidig illustreren scherp dat het moet gaan om een vergoeding die (i) direct is opgenomen in formele wetgeving of een collectieve bepaling (ii) dwingend(rechtelijk) van aard is en (iii) volgt uit een concrete normstelling. Het moet dus gaan om vergoedingen die buiten de invloedsfeer liggen van de WNT-instelling en de topfunctionaris. Astrid en Jeanne vinden het dan ook terecht dat het hof ’s-Hertogenbosch niet meegaat in de redenering van de rechtbank Oost-Brabant en de volledige gefixeerde schadevergoeding toewijst aan de topfunctionaris. De werkgever zou er, aldus Astrid en Jeanne, in dit geval beter aan hebben gedaan om de opzegtermijn in acht te nemen, en het loon over de opzegtermijn op grond van art. 2.10 lid 3 WNT te maximeren op € 75.000.
De vraag die vervolgens opkomt, is of een onregelmatige opzegging van de arbeidsovereenkomst en de toekenning van de gefixeerde schadevergoeding de deur opent voor omzeiling van de WNT. Astrid en Jeanne wijzen erop dat van omzeiling van de WNT wel degelijk sprake zou kunnen zijn bij een regeling met wederzijds goedvinden tussen de WNT-instelling en de topfunctionaris over een onregelmatige opzegging en de bijbehorende toekenning door de WNT-instelling van de gefixeerde schadevergoeding. Art. 7:672 lid 11 BW ziet immers slechts op gevallen waarin sprake is van eenzijdige onregelmatige opzegging. Als partijen tot een wederzijds akkoord komen voor opzegging van de arbeidsovereenkomst zonder de opzegtermijn in acht te nemen, kan dit naar hun mening worden gekwalificeerd als integraal onderdeel van een regeling met wederzijds goedvinden. In dat geval is de vergoeding niet verschuldigd op grond van de wet, maar ligt deze binnen de invloedsfeer van de WNT-instelling en de topfunctionaris en is deze dus onderworpen aan normering door de WNT. In de onderhavige uitspraak toetst het hof ook of de arbeidsovereenkomst eenzijdig dan wel met wederzijds goedvinden was geëindigd. Terecht kent het hof hierbij betekenis toe aan het feit dat partijen geen regeling zijn overeengekomen en er ook geen vaststellingsovereenkomst is gesloten.
- Rb. Oost-Brabant 27 september 2022, ECLI:NL:RBOBR:2022:6259, JAR 2023/248 en hof ’s-Hertogenbosch 10 augustus 2023, ECLI:NL:GHSHE:2023:2603, JAR 2023/256, m.nt. A. M. Helstone & J.H. Leeman