Ecocide en het gebrek aan rechtszekerheid
Vorig jaar is het Wetsvoorstel strafbaarstelling ecocide ingediend. Ook in andere landen is ecocide onlangs strafbaar gesteld of zijn wetsvoorstellen in de maak. De strafbaarstelling van ecocide is een goed voorbeeld van hoe het strafrecht wordt ingezet om de klimaatproblematiek op te lossen. Of het strafrecht daarvoor het geschikte middel is, valt echter te betwijfelen.
Het strafrecht heeft te gelden als een ultimum remedium. Het strafrecht grijpt vergaand in op de vrijheid van de verdachte en moet pas worden ingezet als het echt niet anders kan. Wanneer het strafrecht wordt ingezet, dient dit bovendien met de nodige waarborgen omkleed te zijn. In de huidige vorm biedt het wetsvoorstel echter niet de straf(proces)rechtelijke waarborgen die zouden moeten gelden – zo concludeerde ook de Raad van State onlangs in een kritisch advies.
Ecocide wordt in het wetsvoorstel gedefinieerd als het opzettelijk door handelen of nalaten aanrichten van ernstige en wijdverbreide dan wel ernstige en langdurige of onomkeerbare schade aan een ecosysteem met een behoorlijke omvang of milieuwaarde, of aan een natuurlijke habitat binnen een beschermd gebied, of aan de kwaliteit van lucht, bodem of water, dan wel het doen ontstaan van gevaar voor die schade. In het strafrecht geldt het lex certa vereiste: een strafbaarstelling dient voldoende bepaald te zijn. En hoewel de voorgenomen strafbaarstelling een hele mond vol is: wat er precies onder ecocide wordt verstaan, blijft onduidelijk.
Hier komt bij dat beoogd wordt ecocide strafbaar te stellen ongeacht of aan het gedrag een vergunning, ontheffing, vrijstelling of andere vorm van toestemming van de overheid ten grondslag ligt. De overheid kan een bedrijf dus toestaan om een bepaalde milieuvervuilende activiteit te verrichten, en diezelfde overheid kan het bedrijf vervolgens vervolgen voor precies die activiteit. Dit zorgt voor verdere rechtsonzekerheid voor bedrijven die onder toezicht van de overheid opereren en daar vertrouwen aan ontlenen. Er zou wat mij betreft sprake moeten zijn van één ondeelbare overheid waarop burgers en bedrijven mogen vertrouwen. De in het wetsvoorstel genoemde reden voor het doorbreken van deze 'administratieve afhankelijkheid', te weten een vermeend falend bestuur(srecht), is bovendien twijfelachtig: het strafrecht is niet in het leven geroepen om het bestuursrecht te corrigeren.
Hier komt bovenop dat de eis van dubbele strafbaarheid in het huidige wetsvoorstel ontbreekt. Dit betekent dat bedrijven die in een internationale context opereren, vervolgd kunnen worden voor het veroorzaken van milieuschade in het buitenland, ook wanneer het veroorzaken van milieuschade in het buitenland niet strafbaar is of vergund is.
Dit alles leidt niet alleen tot grote rechtsonzekerheid voor bedrijven, maar ook voor hun leidinggevenden, aandeelhouders, financiers en investeerders, die het wetsvoorstel ook (individueel) strafrechtelijk aansprakelijk beoogt te stellen. Zij lopen enorme risico's (tot vijftien jaar gevangenisstraf), maar het wetsvoorstel in de huidige vorm biedt hen tegelijkertijd onvoldoende houvast om hun gedrag daarop te kunnen afstemmen. De hyperfocus in het wetsvoorstel op individuen in bovengenoemde groepen strookt bovendien veelal niet met de (civielrechtelijke) verantwoordelijkheden binnen een bedrijf.
Hoewel ook ik mij zorgen maak over de toekomst van het klimaat, ben ik van mening dat de oplossing daarvoor niet gezocht moet worden in het strafbaar stellen van ecocide, in ieder geval niet in de voorgenomen vorm die gepaard gaat met (te) grote rechtsonzekerheid. Dit staat nog los van de vraag of het strafrecht daadwerkelijk de nagestreefde effecten en oplossingen biedt voor de klimaatproblematiek. Het lijkt mij dan ook goed als de initiatiefnemers dit wetsvoorstel nog eens kritisch onder de loep nemen en heroverwegen.