De machtiging RC: geen kwestie van tick the box

Article
NL Law

Op 26 februari 2025 deed de Rechtbank Den Haag  uitspraak in een civiele procedure tussen de Correspondent en de Staat. De Correspondent stelt zich op het standpunt dat het OM onrechtmatig heeft gehandeld door in het strafrechtelijk onderzoek naar de ‘Mondkapjesdeal’ een gesprek tussen de drie verdachten en journalisten van De Correspondent af te luisteren en de inhoud van dat gesprek in het strafrechtelijk onderzoek te gebruiken. 

Aanleiding voor de afluisteroperatie vormde eerder afgeluisterde telefoongesprekken van de verdachten waaruit  bleek dat zij een vergaderzaal reserveerden waar zij “een privégesprek” wilden voeren. In de aanloop naar de afluisteroperatie ontving het OM aanwijzingen dat er mogelijk journalisten bij het gesprek aanwezig zouden zijn. Achteraf bleek dat inderdaad het geval te zijn.
 

Journalisten hebben een verschoningsrecht op grond van artikel 218a Sv. Informatie over de herkomst van gegevens waarover zij beschikken in het kader van hun journalistieke werkzaamheden, is wettelijk beschermd (bronbescherming). Daarover hoeven zij niet te verklaren als ze als getuige worden gehoord en informatie daarover mag (in beginsel) ook niet op andere wijze door de overheid worden verkregen. De vaststelling dat het een gesprek betrof met journalisten, had voor de opsporingsinstanties dan ook aanleiding moeten zijn om aanvullende procedurele waarborgen in acht te nemen. Zo had voor het voegen van het proces-verbaal van het opgenomen gesprek op grond van artikel 126aa Sv een machtiging van de rechter-commissaris verkregen moeten worden. In dit geval werd het proces-verbaal met het uitgewerkte gesprek aan het dossier gevoegd en dus aan de officieren van justitie verstrekt vóórdat daarvoor een rechterlijke machtiging was verleend. Pas toen het proces-verbaal ruim 1,5 jaar na de afluisteroperatie met de advocaten van de verdachten werd gedeeld en zij en de journalisten voor het eerst van de afluisteroperatie kennisnamen, werd er een machtiging van de rechter-commissaris gevraagd en verkregen voor het voegen van het proces-verbaal. De rechtbank Den Haag concludeert dat de Staat met deze handelwijze onrechtmatig heeft gehandeld. 


Wisten de betrokken opsporingsambtenaren niet dat er een machtiging vereist was? Of was dit een bewuste werkwijze om informatie zonder rechterlijke controle alvast voor het onderzoek te kunnen gebruiken? We zullen het waarschijnlijk nooit weten, maar feit is dat een belangrijke procedurele waarborg niet werd nageleefd met als risico dat het OM zonder rechterlijke toestemming en daarmee onrechtmatig kennis neemt en gebruik maakt van vertrouwelijke informatie. Weliswaar gaf de rechter-commissaris in dit geval achteraf alsnog een machtiging omdat de afgeluisterde informatie volgens hem niet werd beschermd door artikel 218a Sv, maar deze rechter-commissaris stond feitelijk ook voor een voldongen feit. De betreffende informatie was immers al bij het OM bekend en gebruikt. Indien het achteraf vragen van een machtiging wordt getolereerd, biedt deze procedure geen enkele waarborg tegen onrechtmatige kennisname en gebruikmaking  van informatie die wél vertrouwelijk is en stelt deze feitelijk niets voor. Procedurele waarborgen zijn geen kwestie van tick the box, maar hebben een belangrijke functie in ons rechtssysteem. Zij moeten worden nageleefd en gehandhaafd.