De gevolgen van de coronacrisis voor zzp’ers
Ondernemingen hebben te kampen met een sterk verminderde vraag of moeten tijdelijk hun deuren sluiten, waardoor zij zich genoodzaakt zien kosten te besparen. Vaak leidt dat ertoe dat opdrachtgevers onderzoeken of zij aan zzp'ers verstrekte opdrachten kunnen afzeggen. Is dat mogelijk en zo ja, op welke termijn? En is daarbij een schadevergoeding verschuldigd? In dit overzicht geven wij een antwoord op deze en andere vragen naar aanleiding van de coronacrisis. Daarnaast gaan wij in op de steunmaatregelen die het kabinet op 17 maart 2020 heeft aangekondigd ter mitigatie van de gevolgen van de pandemie voor zzp’ers. Wat betekenen deze maatregelen voor zzp’ers die ten gevolge van het coronavirus in financieel zwaar weer verkeren?
1. Opzegging
Wanneer kunnen partijen opzeggen?
- Een opdrachtovereenkomst kan in principe altijd in onderling overleg beëindigd of gewijzigd worden. Lukt dat niet, dan kan de overeenkomst mogelijk eenzijdig worden opgezegd.
- Voor beide partijen gelden in de eerste plaats voor opzegging de regels uit de overeenkomst. De meeste overeenkomsten bevatten bepalingen over opzegging.
- Voor de opdrachtgever is het uitgangspunt dat hij de overeenkomst te allen tijde kan opzeggen; dit tenzij partijen anders zijn overeengekomen.
- Voor de zzp'er geldt – mits partijen niet anders zijn overeengekomen – dat hij alleen kan opzeggen wanneer de overeenkomst voor onbepaalde duur geldt en niet is afgesproken dat de overeenkomst eindigt door de volbrenging van de opdracht. De zzp’er kan dus in principe niet opzeggen wanneer de opdrachtovereenkomst is aangegaan voor een bepaalde tijd of voor een bepaald werk.
- De zzp'er kan echter wel opzeggen als sprake is van gewichtige redenen. Of daarvan sprake is, hangt af van de omstandigheden, maar het coronavirus zal naar verwachting in veel gevallen wel aan te merken zijn als een dergelijke redelijke grond.
- Opzegging is vormvrij en kan dus zowel mondeling als schriftelijk worden gedaan. Het is natuurlijk beter de opzegging schriftelijk vast te leggen, om later te kunnen aantonen dat is opgezegd.
Wanneer geldt een opzegtermijn?
- Het uitgangspunt is dat alleen een opzegtermijn geldt wanneer partijen dit uitdrukkelijk zijn overeengekomen.
- In afwijking van het vorige punt, kunnen de eisen van redelijkheid en billijkheid in sommige gevallen meebrengen dat een redelijke opzegtermijn in acht moet worden genomen. Wat als een redelijke termijn moet worden beschouwd, hangt af van de concrete omstandigheden van het geval. Zo is het in de huidige bijzondere situatie goed denkbaar dat een korte of zelfs geen opzegtermijn geldt indien instandhouding van de opdrachtovereenkomst tot grote financiële problemen leidt voor de opdrachtgever, terwijl de zzp’er in aanmerking komt voor een uitkering op grond van de Bbz (zie punt C). Anderzijds geldt nu mogelijk een langere opzegtermijn voor zzp’ers in de zorg, die onmisbaar zijn en voor wie lastig vervanging te vinden is.
- Als de opdrachtgever of zzp’er opzegt zonder de (redelijke) opzegtermijn in acht te nemen, leidt dit – afhankelijk van de omstandigheden – mogelijk tot wanprestatie en aansprakelijkheid tot schadevergoeding.
- Soms heeft de zzp’er bij voortijdige beëindiging van de opdracht – los van de vraag of een opzegtermijn in acht moet worden genomen of niet – recht op een naar redelijkheid vast te stellen deel van het loon. Dit is het geval wanneer de opdracht nog niet is volbracht of de tijd waarvoor de opdracht is verleend nog niet is verstreken, terwijl de verschuldigdheid van het loon hiervan afhankelijk is. Bij de vaststelling van het gedeeltelijke loon wordt onder andere rekening gehouden met de reeds door de zzp’er verrichte werkzaamheden, het voordeel dat de opdrachtgever daarvan heeft en de grond waarop de overeenkomst is geëindigd. Wanneer een zanger zich bijvoorbeeld heeft verbonden voor drie optredens en twee van deze optredens gaan niet meer door, dan ontvangt hij redelijkerwijs wel loon voor het optreden dat al is uitgevoerd. Uiteindelijk komt het ook in dit verband aan op de omstandigheden van het geval.
Bijzondere regels bij wanprestatie en overmacht
- Een overeenkomst kan ook worden opgezegd wegens tekortkoming in de nakoming (wanprestatie). Zo kan sprake zijn van wanprestatie aan de zijde van de opdrachtgever, indien de zzp’er geen toegang tot het pand kan worden verleend en de zzp’er niet in staat wordt gesteld de opdracht uit te voeren. Natuurlijk is ook denkbaar dat de zzp’er zijn verplichtingen jegens de opdrachtgever niet nakomt omdat hij zelf, wegens angst voor besmetting met het coronavirus, het pand weigert te betreden of, nu de scholen en kinderopvang tijdelijk gesloten zijn, thuis moet blijven om voor de kinderen te zorgen.
- De COVID-19 pandemie en de daarmee verband houdende overheidsmaatregelen kunnen echter overmacht in de zin van artikel 6:75 BW opleveren. De wettelijke drempel ligt echter hoog. Uitgangspunt is dat slechts sprake is van overmacht indien nakoming (praktisch) onmogelijk is; wanneer nakoming slechts lastiger of bezwaarlijker is, is hiervan in beginsel geen sprake. Waarschijnlijk zal de uitbraak van het coronavirus dus alleen een overmachtssituatie met zich brengen indien overheidsmaatregelen of ziekte (tijdige) nakoming verhinderen en er geen alternatieve oplossing voorhanden is.
- Een beroep op overmacht kan onder meer gerechtvaardigd zijn wanneer de opdrachtgever of zzp’er, bij nakoming van de overeenkomst, zichzelf of zijn gezin aan gevaar voor leven of gezondheid zou blootstellen of wanneer overheidsmaatregelen aan alle mogelijke manieren van nakoming in de weg staan. Te denken valt aan de situatie dat de zzp’er in quarantaine zit en thuiswerken onmogelijk is, het evenement van de opdrachtgever is afgelast of het pand van de opdrachtgever gesloten moet blijven. Of daadwerkelijk een succesvol beroep op overmacht kan worden gedaan dient voor iedere specifieke opdrachtovereenkomst afzonderlijk worden beoordeeld, te meer nu partijen hier zelf afwijkende afspraken over gemaakt kunnen hebben.
- De wederpartij heeft in geval van overmacht geen recht op schadevergoeding wegens de tekortkoming en kan ook geen nakoming van de overeenkomst vorderen. Dat is immers (praktisch) onmogelijk. (Gedeeltelijke) ontbinding blijft in principe wel mogelijk, ook bij overmacht. Ook dit is afhankelijk van de specifieke omstandigheden van het geval en wat partijen overeengekomen zijn. Wanneer de overmachtstoestand tijdelijk van aard is – zoals de coronacrisis – en de verschuldigde prestatie na het ophouden van de verhindering alsnog kan worden geleverd, heeft de overmacht slechts een schorsende werking.
- Het is in de huidige situatie goed denkbaar dat beide partijen een beroep kunnen doen op overmacht, bijvoorbeeld wanneer de zzp’er het gebouw van de opdrachtgever, dat door de overheidsmaatregelen gesloten moet blijven, niet kan betreden en de opdracht niet elders of op een later moment kan uitvoeren. Wie draagt in dat geval de gevolgen van de coronacrisis, die niemand te verwijten valt? Een duidelijk antwoord op deze vraag ontbreekt, maar het is verdedigbaar dat partijen – afhankelijk van de omstandigheden van het geval – het nadeel onderling gelijk verdelen.
- Let op: als een beroep op overmacht niet opgaat, dan blijft de tekortkoming toerekenbaar en is de wanpresterende partij dus alsnog aansprakelijk tot schadevergoeding. Hoe hoog de schadevergoeding is en hoe die moet worden bepaald, hangt uiteindelijk af van de omstandigheden.
2. Wijziging of (gedeeltelijke) ontbinding wegens onvoorziene omstandigheden:
- De rechter kan op grond van artikel 6:258 BW de opdrachtovereenkomst wijzigen of (gedeeltelijk) ontbinden wegens onvoorziene omstandigheden. Deze onvoorziene omstandigheden moeten van dusdanige aard zijn dat de wederpartij naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid niet mag verwachten dat de opdrachtovereenkomst ongewijzigd van kracht blijft.
- Hierbij is doorslaggevend of partijen in het contract rekening hebben gehouden met het risico dat de omstandigheid zich zou kunnen voordoen.
- Wij durven met enige zekerheid te zeggen dat de huidige corona-situatie in de meeste opdrachtovereenkomsten niet zal zijn verdisconteerd en dat de omstandigheid waarbij een opdrachtgever of zzp’er als gevolg van het virus in grote financiële en/of bedrijfseconomische problemen komt, niet onder het normale ondernemersrisico valt. De coronacrisis dient onzes inziens dan ook als onvoorziene omstandigheid te worden beschouwd.
- Desondanks betwijfelen wij of de mogelijkheid tot wijziging of (gedeeltelijke) ontbinding door de rechter soelaas biedt. De rechter gaat namelijk zeer terughoudend om met beroepen op onvoorziene omstandigheden. Daarom is het nog maar de vraag of het coronavirus in alle gevallen aanleiding zal geven tot rechterlijke wijziging wegens onvoorziene omstandigheden. Daarbij komt dat de rechterlijke instanties in elk geval tot en met 6 april gesloten zijn, terwijl de urgentie soms hoog is voor getroffen opdrachtgevers of zzp’ers.
- Het verdient dan ook sterk de voorkeur dat partijen in onderling overleg tot een oplossing komen. Zij zijn ook verplicht in overleg te treden; op hen rust vooral in dit soort uitzonderingssituaties een heronderhandelingsplicht uit hoofde van de redelijkheid en billijkheid. Omdat niemand schuld heeft aan de coronacrisis, kunnen wij ons voorstellen dat een 50/50 verdeling van het nadeel een redelijk uitgangspunt zou zijn, uiteraard mits er geen andere risicoverdeling is overeengekomen.
3. Steunmaatregelen
Tijdelijke regeling gebaseerd op het Besluit bijstandverlening zelfstandigen (Bbz):
- Zzp’ers kunnen ondersteuning aanvragen in de vorm van een aanvullende uitkering voor levensonderhoud.
- De exacte criteria zijn nog onduidelijk maar indien dezelfde criteria komen te gelden als nu voor het Bbz het geval is, zal om in aanmerking te komen aan de volgende voorwaarden moeten worden voldaan:
- de zzp’er is minimaal 18 jaar of ouder en heeft niet de AOW-leeftijd bereikt;
- de zzp’er is voor zijn levensonderhoud aangewezen op arbeid in eigen bedrijf of zelfstandig beroep in Nederland;
- gedurende het kalenderjaar worden minstens 1225 uren besteed aan werkzaamheden binnen het bedrijf of zelfstandig beroep;
- de zzp’er voldoet aan de wettelijke vereisten voor de uitoefening van het bedrijf of zelfstandig beroep;
- de zzp’er heeft de volledige zeggenschap in het bedrijf of zelfstandig beroep en draagt de financiële risico’s daarvan.
- De uitkering vult het inkomen aan tot het sociaal minimum. Dit sociaal minimum bedraagt maximaal ca. € 1.500 (voor samenwoners) of € 1.000 (voor alleenstaanden) netto per maand, afhankelijk van het inkomen en de huishoudsamenstelling.
- De levensvatbaarheidtoets van het Bbz wordt niet toegepast, teneinde een snelle behandeling van aanvragen te bevorderen. De zzp’er hoeft dus niet aan te tonen dat zijn onderneming levensvatbaar is.
- Er is geen sprake van een vermogens- of partnertoets. Dat betekent dat het inkomen van de partner niet wordt meegenomen en dat ook huis, spaartegoeden of dure bedrijfsmiddelen, zoals een auto, buiten beschouwing blijven.
- Verstrekking van inkomensondersteuning voor levensonderhoud wordt binnen 4 weken verstrekt voor een periode van maximaal 3 maanden. Normaliter kan dat 13 weken duren, dit is dus een grote verbetering.
- De inkomensondersteuning wordt ‘om niet’ verstrekt; de zzp’er hoeft deze dus niet later terug te betalen.
- De tijdelijke regeling gaat zo snel mogelijk in voor de duur van drie maanden.
- Vermoedelijk zal een zzp’er wel moeten verklaren op dit moment onder het sociaal minimum te verdienen. Als dat achteraf niet juist blijkt te zijn, loopt hij waarschijnlijk een risico op sanctionering.
Fiscale maatregelen:
- De Belastingdienst verleent bijzonder uitstel van betaling van belastingen aan alle ondernemers die door de coronacrisis in liquiditeitsproblemen zijn gekomen of zullen komen.
- Bijzonder uitstel van betaling dient door middel van een brief te worden aangevraagd bij de Belastingdienst, na ontvangst van een aanslag.
- Na ontvangst van het verzoek worden de invorderingsmaatregelen stilgezet en is per direct sprake van uitstel van betaling.
- Individuele beoordeling van het verzoek vindt later plaats.
- De gebruikelijke vereisten voor het verlenen van uitstel blijven gelden.
- De zzp'er moet binnen 4 weken nadat uitstel is aangevraagd de vereiste verklaring van een derde-deskundige toesturen. In de kamerbrief staat dat dit – anders dan gebruikelijk – niet meteen hoeft te gebeuren; volgens de website van de Belastingdienst wordt hier nu een termijn van 4 weken voor gehanteerd. Over de voorwaarden van de verklaring wordt nog gesproken.
- De komende tijd worden zogenaamde ‘verzuimboetes’ wegens het niet (tijdig) betalen van belastingen achterwege gelaten of teruggedraaid.
- Per 23 maart 2020 wordt de invorderingsrente ten aanzien van alle belastingschulden tijdelijk verlaagd van 4% naar 0,01%. Invorderingsrente wordt gerekend wanneer een belastingaanslag niet tijdig wordt betaald en dient vanaf het moment van verstrijken van de betaaltermijn te worden betaald.
- Per 1 juni 2020 (t.a.v. de inkomstenbelasting per 1 juli 2020) wordt de belastingrente tijdelijk verlaagd naar 0,01%. Belastingrente wordt gerekend wanneer een aanslag te laat kan worden vastgesteld.
- Zzp’ers die een lagere winst verwachten door de coronacrisis kunnen een verzoek indienen voor een verlaging van de voorlopige aanslag inkomstenbelasting, welk verzoek door de Belastingdienst zal worden ingewilligd. Indien het bedrag van de nieuwe voorlopige aanslag lager is dan de in dit jaar reeds betaalde belasting, dan wordt het verschil uitbetaald.
4. Indienen aanvragen/vervolgstappen voor zzp’ers
- De tijdelijke regeling in het kader van de Bbz wordt momenteel verder uitgewerkt in samenspraak met VNG en Divosa, zodat deze op korte termijn kan worden ingevoerd. De tijdelijke regeling wordt uitgevoerd door de gemeenten en het aanvragen van bijstand voor zelfstandigen geschiedt via (de website van) de betreffende gemeente.
- Zzp’ers dienen het verzoek om uitstel van betaling en (eventueel later) de verklaring van de deskundige naar de Belastingdienst (Postbus 100, 6400 AC Heerlen) te sturen. Het verzoek dient te zijn voorzien van een uitleg hoe het coronavirus tot betalingsproblemen heeft geleid. Het kabinet onderzoekt nog hoe het proces van aanvragen van bijzonder uitstel van betaling het meest eenvoudig kan worden vormgegeven.
5. Commentaar
De voordelen van de steunmaatregelen voor zzp’ers zijn samengevat:
- Inkomensondersteuning voor levensonderhoud op grond van de Bbz wordt op kortere termijn (binnen 4 weken) verstrekt.
- De levensvatbaarheids-, vermogens- en partnertoets wordt hierbij niet toegepast, waardoor sneller een uitkering wordt toegewezen.
- Zzp’ers wordt op aanvraag uitstel van betaling van belastingen verleend, dit betreft voor veruit de meeste zzp’ers veelal de inkomstenbelasting en de omzetbelasting.
- Er worden tijdelijk geen verzuimboetes opgelegd, de invorderingsrente en belastingrente is verlaagd naar 0,01% en de voorlopige aanslag inkomstenbelasting kan worden verlaagd.
Wij voorzien echter dat deze maatregelen geen soelaas zullen kunnen bieden voor een deel van de zzp’ers, omdat:
- de eis dat de zzp’er minimaal 18 jaar of ouder is en niet de AOW-leeftijd heeft bereikt een groep jongere zzp’ers zal uitsluiten;
- het urencriterium, dat inhoudt dat gedurende het kalenderjaar minstens 1225 uren worden besteed aan werkzaamheden binnen het bedrijf of zelfstandig beroep sluit – tenzij er ook een parttime criterium komt – een grote groep zzp’ers uit die niet gemiddeld ca. 24 uur per week werkzaamheden verricht, maar wel van de inkomsten uit deze werkzaamheden afhankelijk is;
- de eis dat de zzp’er de volledige zeggenschap heeft in het bedrijf of zelfstandig beroep en de financiële risico’s daarvan draagt zou op het eerste gezicht zzp'ers kunnen uitsluiten die minder ondernemersrisico lopen of, hoewel echt opdrachtnemer, geen volledige zeggenschap hebben over de inrichting van hun onderneming of de bedrijfsmiddelen die zij gebruiken.
Wij kunnen ons echter niet voorstellen dat het de bedoeling kan zijn van het kabinet de naar verwachting grote groep zzp’ers die niet kunnen voldoen aan alle eisen uit het Bbz uit te sluiten van de tijdelijke regeling. Reden om deze voorwaarde wat de tijdelijke regeling betreft te herzien.
Dit lijkt voor zzp’ers en opdrachtgevers dan ook een geschikt moment om bovenstaande knelpunten kenbaar te maken aan het Ministerie van EZK en een oplossing voor te stellen. Deze zou daaruit kunnen bestaan dat de eisen van het Bbz worden versoepeld.
6. Initiële vragen
- Of de uitbraak van het coronavirus een beroep op overmacht of onvoorziene omstandigheden rechtvaardigt is aannemelijk, maar niet zeker.
- Het is onduidelijk wat de gevolgen zijn wanneer bijzonder uitstel van betaling bij latere individuele beoordeling van het verzoek toch wordt afgewezen.
- Ook is nog niet duidelijk of het consequenties zal hebben als achteraf blijkt dat een zzp'er tijdens de coronacrisis toch boven het sociale minimum heeft verdiend en zo ja, welke dat zullen zijn.
Meer over het coronavirus
Meer publicaties over de impact van het coronavirus leest u op onze website. Hier vindt u ook een lijst met contactpersonen binnen ons kantoor die u kunnen adviseren bij vragen over de implicaties van het coronavirus voor uw bedrijf.