Bestraffen van bestuurders begrensd

Article
NL Law

In de media wordt steeds vaker gesproken over het vervolgen van leden van de Raad van Bestuur van grote ondernemingen. Het lijkt bijna normaal te zijn geworden om hen een paar maanden gevangenisstraf toe te wensen wanneer er iets fout zou gaan binnen een bedrijf. Dit soort discussies kunnen leiden tot onjuiste verwachtingen van het strafrecht, waarin nu juist geen ruimte is voor een vorm van “ministeriële verantwoordelijkheid”. Hierover gaat de Stibbe Corporate Criminal Law blog van deze maand.

In discussies aan talkshowtafels en andere media wordt steeds vaker gesproken over het vervolgen van leden van de Raad van Bestuur, in het bijzonder de CEO, van grote ondernemingen. Het lijkt bijna normaal te zijn geworden om hen een paar maanden gevangenisstraf toe te wensen wanneer er iets fout zou gaan binnen een bedrijf.

Hierdoor zou bij het grotere publiek ten onrechte de gedachte kunnen ontstaan dat er in het strafrecht sprake is van een soort risicoaansprakelijkheid of ministeriële verantwoordelijkheid voor bestuurders. Dat leidt tot onjuiste verwachtingen van het strafrecht.

Door de Hoge Raad is strafrechtelijke bestuurdersaansprakelijkheid namelijk al jarenlang stevig begrensd. Die begrenzing brengt onder andere mee dat het niet strafbaar is om leiding te geven aan een bedrijf waarbinnen verboden gedragingen plaatsvinden. Persoonlijke strafrechtelijke aansprakelijkheid komt pas in beeld indien sprake is van feitelijk leidinggeven aan verboden gedragingen van het bedrijf.

Een essentieel verschil, dat onder andere meebrengt dat de bestuurder zelf opzet moet hebben gehad op de verboden gedraging.

Voor opzet is allereerst vereist dat de bestuurder zich destijds bewust was van het (aanmerkelijk risico op) verboden gedrag. Vervolgens is de vraag of de bestuurder het verboden gedrag heeft aanvaard, bijvoorbeeld door niet in te grijpen waar dat wel op zijn of haar weg lag. 

Als er maatregelen zijn genomen om het verboden gedrag te voorkomen of te stoppen, is van opzet op dat gedrag geen sprake. Daarbij geldt dat de bestuurder niet altijd verplicht is om dat persoonlijk te doen. Voor het treffen van maatregelen mag, afhankelijk van de taak- en verantwoordelijkheidsverdeling, in principe worden vertrouwd op een collega of andere functionaris binnen wiens portefeuille de kwestie valt.

Gelet op het takenpakket van een bestuurder of CEO van een grote onderneming, ligt het niet erg voor de hand dat van alle functionarissen binnen een bedrijf juist hij of zij (i) op de hoogte was van verboden gedrag en (ii) persoonlijk verplicht was in te grijpen. Laat staan dat het voor de hand ligt dat een CEO van een bonafide bedrijf dat vervolgens desalniettemin zou nalaten. Dat blijkt al wel uit het gegeven dat hier in de rechtspraak geen voorbeelden van te vinden zijn, terwijl het OM dit (het vervolgen van bestuurders uit dat segment) de afgelopen jaren toch meermalen geprobeerd heeft.

Het publiekelijk fantaseren over een paar maanden cel voor een bestuurder trekt misschien de aandacht, maar negeert de juridische grenzen die zijn gesteld aan persoonlijke strafrechtelijke aansprakelijkheid. Die grenzen zijn er ter bescherming van eenieder, dus ook voor de bestuurder van een groot bedrijf.