Balanceren tussen het strafrecht en het fiscale recht
Op 8 september 2022 werd een verdachte door de rechtbank Breda veroordeeld tot een boete van € 10.000. Hij werd schuldig bevonden aan het opzettelijk achterhouden van inlichtingen en documenten voor de belastinginspecteur. De verdachte zou een bankrekening in Luxemburg hebben gehad, waarvan het saldo niet was vermeld in zijn belastingaangifte. Toen de belastinginspecteur om nadere informatie vroeg, weigerde de verdachte die te geven.
Deze fiscale strafzaak begon nadat de Duitse autoriteiten een email met een bijgevoegd Excel-bestand hadden verstuurd aan de Nederlandse Belastingdienst. Het bestand bevatte informatie over buitenlandse rekeningen van Nederlandse belastingplichtigen, waaronder de verdachte. Op basis daarvan was het vermoeden ontstaan dat verdachte de beschikking had over een bankrekening in Luxemburg.
De betreffende email was spontaan verstuurd door het Bundeszentralamt für Steuern op grond van onder andere het Belastingverdrag tussen Duitsland en Nederland.1 Uit dit Belastingverdrag volgt – kort samengevat – dat informatie die op basis daarvan gedeeld wordt vertrouwelijk is en slechts gebruikt mag worden voor de daarin genoemde belastingdoeleinden, tenzij uitdrukkelijk toestemming is verleend voor ander gebruik. Die toestemming had Duitsland in dit geval niet verleend. Integendeel: in de email werd een uitdrukkelijk voorbehoud gemaakt: "Diese Informationen unterliegen den Geheimhaltungsbestimmungen der oben genannten Regelungen und dürfen nur für die dort genannten steuerlichen Zwecke verwendet werden."2
Met andere woorden: het openbaar ministerie had de email, die ten grondslag lag aan het strafrechtelijke vermoeden, niet zonder toestemming van de Duitse autoriteiten mogen gebruiken voor de strafzaak (en vermoedelijk überhaupt niet van de Belastingdienst mogen ontvangen, gelet op diens geheimhoudingsplicht).
Het hof Den Bosch oordeelde in hoger beroep dat het handelen van het OM onrechtmatig was en dat dit leidde tot niet-ontvankelijkheid van het OM.
Wat mij betreft wordt het OM hier terecht door het hof tot de orde geroepen. De zaak speelt op het grensvlak tussen het fiscale recht en het strafrecht. Fiscaalrechtelijke en strafrechtelijke procedures kennen elk hun eigen rechten, plichten en consequenties. Zo is de belastingplichtige verplicht informatie te geven, waar de verdachte een zwijgrecht heeft. Weigert de belastingplichtige de gevraagde informatie te geven, dan begaat de belastingplichtige een strafbaar feit en is strafrechtelijke vervolging mogelijk, waarbij zelfs gevangenisstraffen kunnen worden geëist. Informatie uit een fiscale procedure mag evenwel niet lichtvaardig worden gedeeld en gebruikt, zo onderstreept dit arrest ook weer.
Omgekeerd mag informatie die is verzameld in een strafrechtelijk onderzoek overigens ook niet zomaar met de belastingdienst worden gedeeld. Zo oordeelde een rechter-commissaris van de rechtbank Amsterdam recent dat de als getuige opgeroepen belastingadviseurs wel moesten voldoen aan hun strafrechtelijke getuigplicht, maar dat de afgelegde verklaringen slechts in de strafzaken gebruikt mochten worden en dus niet in fiscale procedures.3 Alleen zo kunnen het fiscale fairplaybeginsel en de strafrechtelijke getuigplicht met elkaar worden verenigd, aldus de rechter-commissaris.
Deze uitspraken tonen de complexiteit van het raakvlak tussen strafrecht en fiscaal recht aan, waarbij het essentieel is om behoedzaam met het delen van informatie over en weer om te gaan om de rechten van betrokkenen te waarborgen.
- 1Het Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Bondsrepubliek Duitsland tot het vermijden van dubbele belasting en het voorkomen van het ontgaan van belasting met betrekking tot belastingen naar het inkomen (Trb. 2012, 123).
- 2Deze informatie is onderhevig aan de vertrouwelijkheidsbepalingen van de bovenstaande voorschriften en mag alleen worden gebruikt voor de daarin gespecificeerde belastingdoeleinden.
- 3Rechtbank Amsterdam 1/4/2024 - ECLI: NL: RBAMS: 2024: 1425.