Zes ongewenste wijzigingen door de Omgevingswet
Na meer dan een decennium debat binnen en buiten de Eerste en Tweede Kamer en diverse keren uitstel lijkt de Omgevingswet (Ow) op 1 januari 2024 dan eindelijk in werking te treden.
Naast positieve reflecties, steunbetuigingen en reikhalzend uitkijken naar de stelselwijziging met het klinkende motto ‘Eenvoudig Beter’, is onder meer vanuit de Raad voor de rechtspraak, de Raad van State4 enadvocaten kritiek geuit op de inwerkingtreding. Die kritiek spitste zich onder meer toe op (i) de (tijdige) uitvoerbaarheid van het Digitale Stelsel Omgevingswet (DSO), (ii) de timing van invoering gelet op de combinatie van grote maatschappelijke uitdagingen en een overbelaste rechtspraak (en uitvoeringsdiensten), (iii) de juridische complexiteit van het nieuwe stelsel en (iv) de vraag naar nut en noodzaak. Aangezien de inwerkingtreding nu toch echt voor de deur staat, achten wij het nuttig om de juridische finesses van de Ow nader te beschouwen en onszelf de vraag te stellen: op welke specifieke
punten kan het nieuwe stelsel beter? In deze bijdrage bespreken wij zes punten in de Ow en onderliggende amvb’s die voor de lezers van dit blad relevant kunnen zijn en waarover, wat ons betreft, nog eens goed moet worden nagedacht. Wij pretenderen geenszins dat de onderstaande lijst limitatief is. De hiernavolgende zes punten zijn wel de punten die ons zijn opgevallen in de jaren waarin wij de Ow nauw hebben bestudeerd en cursussen en adviezen hebben gegeven over de Ow. Daarmee geeft deze bespreking ook zicht op, wat ons betreft ongewenste, wijzigingen waar de bouwpraktijk vanaf de inwerkingtreding van de Ow mee te maken heeft. Wij zullen per punt steeds aangeven hoe het een en ander is geregeld onder het huidige omgevingsrecht, hoe het wordt gewijzigd, wat de ratio van de wetgever lijkt te zijn, waar het wringt en waarover na moet worden gedacht.
Auteurs: A. Collignon en J. Tingen
Bron: Zes ongewenste wijzigingen door de Omgevingswet
Publicatiedatum: oktober 2023