Wetsvoorstel toekomst pensioenen – de pensioencontracten
Op 16 december 2020 is het Concept wetsvoorstel toekomst pensioenen in consultatie gegaan. De consultatietermijn loopt tot en met 12 februari 2021. Dit wetsvoorstel strekt tot herziening van de tweede pijler van het pensioenstelsel. Het is de uitwerking van het in juni 2019 gesloten Pensioenakkoord.
Het wetsvoorstel leidt tot een ingrijpende verandering van het arbeidsvoorwaardelijke pensioen. Deze wijzigingen raken het overgrote deel van de deelnemers en pensioengerechtigden, ongeacht het type pensioenovereenkomst en ongeacht het type pensioenuitvoerder. De kern van het wetvoorstel is de overstap naar een nieuwe manier van pensioen opbouwen, in het jargon een ‘nieuw pensioencontract’.
In ons bericht Wetsvoorstel toekomst pensioenen – een ingrijpende verandering van het arbeidsvoorwaardelijk pensioen (tweede pijler) gaven wij een overzicht van de belangrijkste wijzigingen uit het Concept wetsvoorstel toekomst pensioenen. In dit bericht gaan wij dieper in op de verschillende soorten pensioenovereenkomst waaruit de sociale partners kunnen kiezen voor de pensioenopbouw na 1 januari 2026.
Type pensioencontract
Van de drie contracttypen die artikel 10 Pensioenwet nu onderscheidt, te weten de uitkeringsovereenkomst, de kapitaalovereenkomst en de premieovereenkomst, blijft na de transitiefase alleen de premieovereenkomst over. Pensioenopbouw binnen een uitkeringsovereenkomst wordt niet meer fiscaal gefaciliteerd.
Hierna gaan we op de vier mogelijke varianten van de premieovereenkomst na de transitiefase die tot 1 januari 2026 loopt.
- het nieuwe contract;
- de verbeterde premieregeling;
- de bestaande premie-kapitaalovereenkomst; en
- de bestaande premie-uitkeringsovereenkomst.
Voor alle vier de varianten geldt dat de pensioenopbouw alleen kan met een leeftijdsonafhankelijke (vlakke) premie. Hiermee wordt de zogeheten doorsneesystematiek afgeschaft.
Het nieuwe contract en de verbeterde premieregeling
In het nieuwe contract en de verbeterde premieregeling wordt het pensioen opgebouwd in de vorm van een persoonlijk pensioenvermogen dat bestemd is voor de uitkering van pensioen.
Per leeftijdscohort wordt de risicohouding vastgesteld. De risicohouding is de mate waarin een groep deelnemers, gewezen deelnemers of pensioengerechtigden beleggingsrisico’s wil dragen om de doelstellingen te realiseren en de mate waarin deze groep beleggingsrisico’s kan dragen. De vaststelling gebeurt door de pensioenuitvoerders die periodiek, ten minste eenmaal in vijf jaar, een risicopreferentieonderzoek zullen gaan doen onder hun deelnemers.
Alle pensioenuitvoerders moeten voor het nieuwe contract en de verbeterde premieregeling gebruik maken van een uniforme projectiemethodiek (projectierendement) en wettelijke parameters.
Het projectierendement heeft een vijfledige functie:
- voor de communicatie van de verwachte pensioenuitkeringen in scenario’s;
- voor het vaststellen de fiscale premiegrens door de overheid;
- voor de balans tussen de doelstelling en de premie bij het vaststellen van de premie door de sociale partners;
- voor het toetsen van de risicohouding;
- voor de vaststelling van de hoogte van het pensioen in de uitkeringsfase, het projectierendement wordt hierbij gemaximeerd zodat naar verwachting de uitkering minimaal gelijk blijft.
Het nieuwe contract
Het nieuwe contract onderscheidt zich doordat er sprake is van een uitgebreide risicodeling. Het beleggingsrisico, het micro- en macro-langlevenrisico worden gedragen door de (gewezen) deelnemers en pensioengerechtigden. Ook toekomstige deelnemers delen mee in deze risico’s via een solidariteitsreserve.
Sociale partners stellen voor een vóóraf afgesproken periode een toereikende premie vast in verhouding tot de door hen afgesproken pensioendoelstelling.
Het totale vermogen in het nieuwe contract wordt collectief belegd. Het collectief behaalde beleggingsresultaat moet periodiek en per leeftijdscohort worden toebedeeld op basis van vooraf vastgelegde verdeelregels, passend bij de risicohouding van deze leeftijdscohorten.
Het door het pensioenfonds gemaakte rendement op beleggingen moet in eerste instantie gebruikt worden voor het zogeheten beschermingsrendement. Alle (gewezen) deelnemers en pensioengerechtigden krijgen eerst uit het beschermingsrendement jaarlijks een rentevergoeding over hun pensioenvermogen, ter compensatie van het verstrijken van de tijd. Vervolgens wordt per leeftijdscohort de vastgesteld hoeveel bescherming de (overige) deelnemersgroepen krijgen tegen rentedalingen waardoor hun uitkering zou dalen. Het uitgangspunt is dat oudere deelnemers en pensioengerechtigden meer worden beschermd tegen het renterisico dan jongere deelnemers.
Na het beschermingsrendement volgt het overrendement. Het overrendement op de beleggingen is het verschil van het feitelijk behaalde collectieve rendement verminderd met de toegekende beschermingsrendementen. Het overrendement wordt, volgens vooraf (ex ante) vastgelegde toedelingsregels op basis van de risicohouding per leeftijdscohort, verdeeld over alle persoonlijke pensioenvermogens. Omdat jongere deelnemers, vanwege hun grotere toekomstige opbouw, een relatief grotere risicodraagkracht hebben zullen zij relatief een groter deel van het overrendement krijgen toebedeeld. Dit overrendement kan zowel positief als negatief zijn.
Ook de langlevenrisico’s, bestaande uit micro- en macrolanglevenrisico, worden binnen het collectief gedeeld. Macro-langlevenrisico betreft het risico van een stijgende levensverwachting voor iedereen. Microlanglevenrisico is het risico dat een individu langer of korter leeft dan gemiddeld. Om te voorkomen dat het individuele pensioenvermogen op is als iemand ouder wordt dan verwacht, wordt dit risico collectief gedeeld. Pensioengerechtigden worden hierbij volledig beschermd tegen het micro-langlevenrisico om te voorkomen dat de uitkering zou dalen naarmate de pensioengerechtigde ouder wordt. Deze verplichting geldt overigens ook voor variabele uitkeringen in de verbeterde premieregeling waarin het microlanglevenrisico moet worden gedeeld of verzekerd.
Aanpassing van de pensioenuitkeringen als gevolg van de toedeling van het overrendement en het delen van de langlevenrisico’s mogen binnen het pensioenvermogen van de pensioengerechtigde gespreid worden over maximaal tien jaar.
Verder is de solidariteitsreserve verplicht binnen het nieuwe contract. Met de solidariteitsreserve kunnen pensioenvermogens en -uitkeringen worden aangevuld en worden risico’s collectief gedeeld. De solidariteitsreserve is geen afgescheiden vermogen, maar onderdeel van het collectieve vermogen. De solidariteitsreserve deelt mee in het beschermingsrendement en het overrendement. De solidariteitsreserve wordt gevuld uit premie (maximaal 10%) en/of het overrendement (maximaal 10%). De volgende afspraken over de solidariteitsreserve worden in het pensioenreglement en de uitvoeringsovereenkomst vastgelegd:
- de wijze waarop de solidariteitsreserve gevuld wordt;
- de wijze waarop pensioenvermogens worden aangevuld vanuit de solidariteitsreserve;
- de wijze waarop de solidariteitsreserve meedeelt in de collectieve risico’s en rendementen;
- de gewenste en de maximale omvang van de solidariteitsreserve;
- het beleid bij een lege of volle solidariteitsreserve;
- op welke wijze de solidariteitsreserve bijdraagt aan de intergenerationele risicodeling en/of stabiliteit van de pensioenen;
- de samenhang en onderlinge consistentie van voorgaande elementen.
De verbeterde premieregeling
Sinds de inwerkingtreding van de Wet verbeterde premieregeling op 1 september 2016 wordt aan deelnemers aan een premieovereenkomst een alternatief geboden voor het vaste pensioen (op pensioendatum wordt het totaal opgebouwde kapitaal in een keer omgezet in een levenslange vaste uitkering). Het alternatief bestaat uit een keuze voor een variabel risicodragend pensioen waarmee (een deel van) het opgebouwde kapitaal wordt doorbelegd. Wettelijk is vastgelegd dat de vaste uitkering de standaardoptie is. Dit betekent dat als de deelnemer geen keuze maakt hij of zij automatisch een vaste uitkering krijgt. Uit de evaluatie van de Wet Verbeterde regeling blijkt dat circa 95% van de aangekochte uitkeringen in 2018 een vastgestelde uitkering betrof.
Deelnemers bij verzekeraars en PPI’s zijn volledig vrij om op pensioendatum te shoppen met hun pensioenkapitaal met als doel het aankopen van een zo goed mogelijk pensioen. Een pensioenfonds is alleen verplicht mee te werken aan het shoppen als de deelnemer een variabele uitkering wenst en het pensioenfonds deze niet biedt of als de deelnemer juist een vaste uitkering wenst en het pensioenfonds deze niet biedt.
Er wordt individueel belegd volgens het zogeheten life cycle principe, waarbij het risico in de beleggingen wordt afgebouwd als de pensioendatum nadert.
Nieuw ten opzichte van de bestaande verbeterde premieregeling is de periodieke vaststelling van de risicohouding leeftijdscohorten door middel van het risicopreferentieonderzoek. Verder zal bij het life cycle beleggen rekening gehouden gaan worden met de risicohouding per leeftijdscohort. Ook krijgen de sociale partners de mogelijkheid om de variabele uitkering als standaardoptie te gaan gebruiken.
Tot slot krijgen verplichtgestelde bedrijfstakpensioenfondsen en beroepspensioenfondsen de mogelijkheid om aanvullende solidariteitselementen toe te voegen die bijdragen aan de houdbaarheid van de verplichtstelling om zodoende zorgen hierover weg te nemen in de sector. Het gaat om het optioneel mogelijk maken van een solidariteitsreserve en het delen van het micro-langlevenrisico over de gehele fondspopulatie in plaats van alleen de pensioengerechtigden.
Premie kapitaalovereenkomst en premie-uitkeringsovereenkomst
De premie kapitaalovereenkomst en de premie-uitkeringsovereenkomst bestaan al.
De premie kapitaalovereenkomst is een premieregeling waarbij ingelegde pensioenpremies, middels een kapitaalverzekering, direct worden gebruikt voor de aankoop van een gegarandeerd kapitaal op pensioendatum. Het beschikbare kapitaal wordt op pensioendatum omgezet in een vaste of variabele pensioenuitkering, tegen de dan geldende tarieven.
De premie-uitkeringsovereenkomst is een premieregeling waarbij ingelegde pensioenpremies direct worden omgezet in een aanspraak op een vaste levenslange pensioenuitkering vanaf de pensioendatum.
Beide overeenkomsten zullen alleen door verzekeraars kunnen worden uitgevoerd. Voor pensioenfondsen vervalt deze mogelijkheid.
Stibbe website Nieuw pensioenstelsel
De praktijkgroep Employment, Pensions & Incentives (EPI) van Stibbe volgt het nieuwe pensioenstelsel op de voet. Onze website 'Nieuw pensioenstelsel' (www.stibbenieuwpensioenstelsel.nl) informeert u over de aankomende veranderingen. Deze website is bedoeld voor werkgevers die op de hoogte willen blijven van het Pensioenakkoord en de uitwerking daarvan. Wij houden hierop de actuele ontwikkelingen bij, maken de relevante achtergrondinformatie eenvoudig toegankelijk en zetten op een rij wat de werkgever wanneer moet gaan doen. Wij concentreren ons op het deel van het Pensioenakkoord dat voor werkgevers het meest relevant is: het nieuwe pensioencontract, de afschaffing van de doorsneesystematiek en het transitiekader.