Varkenshouderij. Effectiviteit van luchtwassers ten behoeve van geurreductie. Intrekken of wijzigen vergunning en beoordeling wel of geen ontoelaatbaar nadelige gevolgen. Actualiseringsplicht en tijdsverloop.
In de bestuursrechtspraak op 21 jl. gaat het om een verzoek om intrekking, en subsidiair actualisering, van een omgevingsvergunning van een varkenshouderij.
De uitspraak is het bespreken waard omdat daarin een aantal interessante overwegingen staat over de mogelijkheden en verplichtingen tot het actualiseren van de voorschriften van een omgevingsvergunning met toepassing van artikel 2.30 lid 1, en artikel 2.31 lid 1 onder b Wabo, en intrekking op grond van artikel 2.33 lid 1 onder d Wabo. Deze bepalingen komen deels ook terug in de Omgevingswet (Ow) per 1 januari 2024 en het daarbij behorende Besluit kwaliteit leefomgeving
(Bkl). Wel is er een belangrijke wijziging, zoals de NvT bij het Bkl al laat zien: “Deze verplichtingen tot ambtshalve wijziging of intrekking van de vergunning voor de milieubelastende activiteit waren voor de inwerkingtreding van de Omgevingswet opgenomen in artikel 2.31, eerste lid, onder b, en artikel 2.33, eerste lid, Wabo en artikel 5.10 van het Besluit omgevingsrecht. Deze zijn behouden voor zover ze noodzakelijk zijn met het oog op internationale verplichtingen.” (Stb. 2018, 292, p. 475.) De hierna besproken intrekkingsplicht in de Wabo bij ‘ontoelaatbare milieugevolgen’ komt niet meer met zoveel woorden terug.
Auteurs: A. Collignon en J.W.L. van der LooA. Collignon en J.W.L. van der Loo
Bron: M en R 2023/85
Publicatiedatum: Augustus 2023