Toerekening van kennis van groepsvennootschappen
Het daarmee samenhangende organisatiebeginsel schrijft voor dat organisaties hun interne informatiestromen behoorlijk dienen te organiseren. Dit beginsel kan de grondslag vormen voor toerekening binnen een concern, nu een concern tot op zekere hoogte vaak één organisatie vormt. Tegelijkertijd brengt het organisatiebeginsel mee dat toerekening ‘omhoog’ (van dochter aan moeder) veel eerder gerechtvaardigd is dan toerekening ‘naar beneden’ of ‘opzij’. Alleen de holding kiest er vrijelijk voor om activiteiten die relevant zijn voor haar eigen functioneren, uit te besteden aan andere vennootschappen binnen het concern. De holding heeft de meeste mogelijkheden om de informatieuitwisseling met die vennootschappen te beheersen. Niettemin is terughoudendheid bij het toerekenen van kennis van dochter aan moeder geboden. Toerekening in andere richtingen ligt minder voor de hand. Indien de betrokken functionaris van de vennootschap echter een concrete aanleiding heeft om te vermoeden dat moeder of zuster beschikt over informatie die voor de vennootschap relevant is, dan kan van hem wel een inspanning worden verlangd om de informatie te bemachtigen. Laat hij die inspanning na, dan kan de vennootschap soms als wetend worden aangemerkt. Altijd moet beschouwd worden hoe de aangesproken vennootschap heeft gefungeerd; haar kan niet het nalaten worden aangerekend van groepsvennootschappen waarover zij geen macht heeft.
Dit artikel is gepubliceerd in Ondernemingsrecht 2019/60, p295-307.