Schadevergoeding bij Raad van State zelfs bij verlies van belang ?
De voorwaarden waaronder de Raad van State een schadevergoeding kan toekennen, blijven vragen oproepen. De Raad zag zich opnieuw geconfronteerd met een interessant vraagstuk: "wat met een verzoek tot schadevergoeding indien het belang van de verzoekende partij initieel voorhanden is, maar gedurende de vernietigingsprocedure teloor gaat?". De Algemene Vergadering van de Raad oordeelde bij arrest van 21 juni 2018 dat dit op zich het onderzoek van het verzoek tot schadevergoeding tot herstel niet verhindert. Dit verruimt de mogelijkheden tot schadevergoeding bij de Raad.
De regel
Elke partij - verzoekende of tussenkomende - die de nietigverklaring van een akte, een reglement, of een stilzwijgend afwijzende beslissing eist, kan de Raad van State vragen om haar bij wijze van arrest een schadevergoeding tot herstel toe te kennen ten laste van de steller van de bestreden handeling (artikel 11bis van de Wetten op de Raad van State).
Een dergelijke schadevergoeding is evenwel slechts aan de orde voor zover de partij die hierom verzoekt, een nadeel heeft geleden omwille van de onwettigheid waarmee de bestreden handeling is behept.
Maar: blijft verzoek tot schadevergoeding actueel zelfs indien belang bij vernietigingsberoep dat niet langer is?
De Algemene Vergadering van de Raad van State deed recent uitspraak over de vraag of een verzoekende partij nog altijd belang heeft om de onwettigheid van een beslissing te laten vaststellen om daarna een uitspraak over haar verzoek tot schadevergoeding als de verzoekende partij:
- haar belang in de loop van de vernietigingsprocedure heeft verloren; en
- een verzoek om schadevergoeding tot herstel indiende voor de uitspraak die de onontvankelijkheid van de vordering (wegens gebrek aan belang) vaststelt .
De Algemene Vergadering van de Raad van State oordeelt alleen in zeer specifieke omstandigheden, zoals om de eenheid van rechtspraak te waarborgen.
Dat de Algemene Vergadering deze vraag ter behandeling voor zich kreeg, hoeft niet te verbazen. Immers, artikel 11bis van de Wetten op de Raad van State bleek op dit punt al voer voor discussie, nog voor het goed en wel in werking was getreden.
Waar de afdeling Wetgeving van de Raad van State namelijk van oordeel was dat het nieuwe artikel 11bis niet de mogelijkheid bood om schadevergoeding toe te kennen aan een verzoeker die, in de loop van de procedure, zijn belang verliest om de nietigverklaring te vorderen, nam de staatssecretaris voor Staatshervorming in het kader van de besprekingen in de Commissie voor Binnenlandse Zaken een tegengesteld standpunt in. Volgens de staatssecretaris zou het nieuwe artikel 11bis de Raad van State toestaan om alsnog te oordelen over de wettigheid van een bestreden bestuurshandeling, zelfs indien zich een evolutie voordeed in de concrete persoonlijke situatie van de verzoeker.
Hoewel er ook iets valt te zeggen voor de interpretatie van de afdeling Wetgeving van de Raad van State , primeert volgens de Algemene Vergadering de ratio legis van artikel 11bis van de Wetten op de Raad van State .
In het licht van deze ratio legis besluit de Algemene Vergadering van de afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State bij arrest dd. 21 juni 2018 (raadpleeg het arrest hier) dat de omstandigheid dat de verzoekende partij in de loop van het geding haar belang verloren heeft, niet belet om het verzoek tot schadevergoeding tot herstel te onderzoeken voor zover:
- een onwettigheid blijkt (zie met betrekking tot deze voorwaarde onze eerdere blog); en
- de ontvankelijkheidsvoorwaarden van het annulatieberoep zijn voldaan bij het instellen ervan.
In de hypothese waar de vordering van bij het begin onontvankelijk is (bv. bij gebrek aan belang) is deze rechtspraak niet bruikbaar.
In het licht van de specifieke omstandigheden van de zaak in het kader waarvan de Algemene Vergadering zich heeft uitgesproken, geldt ons inziens nog een derde voorwaarde:
- voor de uitspraak van het arrest dat de niet-ontvankelijkheid van de vordering (wegens gebrek aan belang) vaststelt, is een verzoek om schadevergoeding tot herstel ingediend.
Concreet gevolg
Vandaag wijst de Raad van State een vernietigingsberoep zonder meer als onontvankelijk af eenmaal vaststaat dat de verzoekende partij niet langer beschikt over een actueel belang bij haar vernietigingsberoep.
Deze praktijk is evenwel moeilijk verenigbaar met de vaststelling dat (i) artikel 11bis van de Wetten op de Raad van State de vaststelling van een ontwettigheid vereist; en (ii) het belangverlies van verzoekende partij volgens de Algemene Vergadering alsnog de vaststelling van een onwettigheid niet verhindert .
Het laat zich dus aanzien dat de Raad van State de huidige praktijk zal dienen bij te sturen om tegemoet te komen aan het standpunt van de Algemene Vergadering. Een beoordeling van de grond van de zaak zal immers toch nog relevant zijn, zelfs al zou het belang van verzoekende partij in de loop van de vernietigingsprocedure zijn teloorgegaan. Zo niet dreigt een recht op schadevergoeding tot herstel bij voorbaat onmogelijk te worden. Vereist is dan wel dat de verzoekende partij tijdens de procedure nog een verzoek tot schadevergoeding heeft ingediend.
Benieuwd hoe de Raad van State zal omgaan met deze evolutie. Zeker is alleszins dat het laatste nog niet is gezegd over het recht op schadevergoeding bij de Raad van State.
---
Nog vragen over het recht op schadevergoeding tot herstel bij de Raad van State? Aarzel niet om ons te contacteren.