Rijkscoördinatieregeling van toepassing op landelijke infrastructuur voor het transport van waterstofgas

Article
NL Law

Waterstofgas zal een belangrijke rol spelen in de energietransitie. Dit vergt een landelijke infrastructuur voor het transport en de opslag van waterstofgas. Om de ontwikkeling van deze landelijke infrastructuur te coördineren, heeft de minister voor Klimaat en Energie op 1 april 2022 besloten de rijkscoördinatieregeling op de daarvoor vereiste besluitvorming van toepassing te verklaren.

Introductie coördinatieregeling

Paragraaf 3.6 Wet ruimtelijke ordening (Wro) regelt de gemeentelijke coördinatieregeling, de provinciale coördinatieregeling (PCR) en de rijkscoördinatieregeling (RCR). De coördinatieregeling is van toepassing indien dat bij besluit van respectievelijk de gemeenteraad (artikel 3.30 lid 1 Wro), provinciale staten (artikel 3.33 lid 1 Wro) of de betrokken minister(s) (artikel 3.35 lid 1 Wro) is bepaald. Een besluit tot toepassing van de PCR of de RCR vergt dat sprake is van respectievelijk een provinciaal of een nationaal belang. Toepassing van de PCR of de RCR leidt ertoe dat gedeputeerde staten, respectievelijk de betrokken minister(s), bevoegd gezag zijn voor de in de coördinatieregeling betrokken planologische besluitvorming (een provinciaal of rijksinpassingsplan of projectbesluit als bedoeld in artikel 2.1 lid 1 aanhef en onder c jo. artikel 2.12 lid 1 aanhef en onder a nummer 3 Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo)). 

De coördinatieregeling kan worden toegepast bij separaat besluit, maar dat kan ook door vaststelling van een gemeentelijke coördinatieverordening (zie bijvoorbeeld de coördinatieverordening van Amsterdam). Daarnaast kan de coördinatieregeling bij wet van toepassing worden verklaard, zie daarover de volgende paragraaf.

Toepassing van de coördinatieregeling op besluitvorming voor een project leidt ertoe dat die besluiten (bijvoorbeeld een bestemmingsplan, een omgevingsvergunning voor bouwen, een omgevingsvergunning voor milieu en een natuurvergunning) gezamenlijk met afdeling 3.4 Algemene wet bestuursrecht (Awb) worden voorbereid. De ontwerpbesluiten worden dan gelijktijdig ter inzage gelegd, waardoor er in één keer op alle gecoördineerde besluiten zienswijzen kunnen worden ingebracht.

Na de vaststelling van de besluiten is beroep mogelijk bij één instantie, namelijk de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (artikel 2 van bijlage 2 bij Algemene wet bestuursrecht). De Afdeling bestuursrechtspraak behandelt de besluiten als één besluit en dient binnen zes maanden na ontvangst van het verweerschrift een besluit te nemen (artikel 8.3 lid 2 Wro). Hierdoor kan er aanzienlijke tijdwinst worden behaald.

Toepassing Wro-coördinatieregeling op energieprojecten op grond van de Elektriciteitswet 1998 en de Gaswet

In zowel de Elektriciteitswet 1998 (E-wet) als de Gaswet is op bepaalde categorieën van projecten de Wro-coördinatieregeling van toepassing verklaard.

Elektriciteitswet 1998

In artikel 9b E-wet is bepaald dat de RCR van toepassing is op kort gezegd de aanleg en uitbreiding van een productie-installatie van tenminste 100 MW (ingeval van opwekking van duurzame energie door windenergie), 50 MW (ingeval van opwekking van duurzame energie anders dan door windenergie) en 500 MW (ingeval van opwekking van andere dan duurzame elektriciteit). In artikel 9e E-wet is bepaald dat de PCR van toepassing is op de aanleg of uitbreiding van een productie-installatie van tussen de 5 en 100 MW ingeval van opwekking door windenergie.

De minister voor Klimaat en Energie (de Minister) is het coördinerende bestuursorgaan, een rijksinpassingsplan wordt vastgesteld door de Minister samen met de minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening.

Gaswet

In artikel 39b Gaswet is bepaald dat de RCR van toepassing is op onder meer de uitbreiding van het landelijk gastransportnet, voor zover het betreft de van dat net deel uitmakende leidingen met een druk van ten minste 40 bar en een diameter van ten minste 45,7 centimeter.

De bevoegd gezagregeling is gelijk aan die hiervoor beschreven bij de E-wet.

Gaswet en waterstofgas

De Gaswet is van toepassing op gasvormige stoffen die in hoofdzaak bestaan uit methaan of een andere stof die vanwege haar eigenschappen aan methaan gelijkwaardig is (gemakshalve: aardgas) (artikel 1 lid 1 Gaswet). Hieronder valt waterstofgas niet, zodat de Gaswet inclusief artikel 39b Gaswet niet van toepassing is op de aanleg van een landelijk transportnet voor waterstofgas.

Artikel 1 lid 2 Gaswet bevat een bevoegdheid om de Gaswet bij algemene maatregel van bestuur van toepassing te verklaren op andere gasvormige stoffen dan aardgas. Van deze bevoegdheid is geen gebruik gemaakt.

Besluit toepassing coördinatieregeling op waterstofgas

“De transitie van fossiele brandstoffen naar hernieuwbare energiebronnen zoals wind- en zonne-energie is in volle gang. Het Kabinet ziet een belangrijke rol voor de inzet van waterstofgas als energiedrager in een CO2-vrij energie- en grondstoffensysteem. Hiertoe zal een landelijke infrastructuur moeten worden ontwikkeld voor transport en opslag van waterstofgas. Het Kabinet acht het wenselijk dat de ontwikkeling van deze landelijke infrastructuur op nationaal niveau wordt gecoördineerd.”, aldus de Minister in het coördinatiebesluit. Hierom heeft hij op grond van artikel 3.35 leden 1-3 Wro besloten dat de RCR van toepassing is op het landelijk transportnet voor waterstofgas. Onder dat landelijk transportnet verstaan: met elkaar verbonden leidingen of hulpmiddelen bestemd of gebruikt voor het op nationaal of landsgrensoverschrijdend niveau transporteren van waterstofgas, met inbegrip van hulpmiddelen en installaties waarmee ondersteunende diensten voor dat transport worden verricht. Hiervan worden uitgezonderd: a. leidingen waarvan niet is voorzien dat deze op het landelijke transportnet voor waterstofgas zullen worden aangesloten; b. leidingen en hulpmiddelen die onderdeel uitmaken van een op 1 januari 2022 bestaand transportnet voor waterstofgas of toekomstige uitbreidingen vormen direct gekoppeld aan deze leidingen; en c. leidingen die behoren tot de installatie van een afnemer of invoerder.

Hierbij valt overigens op dat het coördinatiebesluit niet van toepassing is op de opslag van waterstofgas, alleen op het transport daarvan. Dit terwijl de Minister schrijft dat de landelijke infrastructuur voor waterstofgas zowel het transport als de opslag daarvan omvat en het kabinet het wenselijk acht de ontwikkeling van die landelijke infrastructuur op nationaal niveau te coördineren.

Voor de ruimtelijke inpassing van het landelijk transportnet, worden rijksinpassingsplannen in de zin van artikel 3.28 lid 1 Wro vastgesteld. Deze plannen worden gecoördineerd met de voorbereiding en bekendmaking van de besluiten die zijn opgenomen in de bijlage bij het besluit. Dit zijn onder meer omgevingsvergunningen en verklaringen van geen bedenkingen op grond van de Wabo en vergunningen en ontheffingen op grond van de Wet natuurbescherming.

Tegen het besluit tot toepassing van een Wro-coördinatieregeling staat geen beroep open (zie artikel 1 van bijlage 2 Awb).

Op grond van artikel 3.35 lid 9 Wro heeft de Minister het coördinatiebesluit aan de Eerste en Tweede Kamer gestuurd. Aan het besluit wordt pas uitvoering gegeven nadat beide Kamers daarmee hebben ingestemd, waarvan sprake is als geen van beide Kamers binnen vier weken na 1 april 2022 een besluit heeft genomen omtrent de behandeling van dit besluit.

Toekomst: Omgevingswet

Met de Invoeringswet Omgevingswet worden de E-wet en de Gaswet gewijzigd, zodat in de gevallen waarin nu de PCR of RCR van toepassing is, een provinciaal of rijksprojectbesluit in de zin van de Omgevingswet wordt genomen. De figuur van het provinciaal en het rijksinpassingsplan komt te vervallen. De gevallen waarin besluitvorming door middel van een projectbesluit plaatsvindt, wijken niet af van de gevallen waarin nu besluitvorming door middel van de PCR en de RCR plaatsvindt. Dat betekent dat waterstofgas nog steeds niet binnen het bereik van de Gaswet valt en daarmee dat met de door de Invoeringswet Omgevingswet gewijzigde Gaswet de aanleg van het landelijk transportnet niet voorgeschreven is door middel van een projectbesluit.

Dat is overigens op zichzelf niet bezwaarlijk, nu de Minister – als sprake is van een nationaal belang (artikel 2.3 lid 3 Omgevingswet) – kan besluiten tot toestemmingverlening voor het landelijk transportnet door middel van een projectbesluit. Daar is geen voorafgaand besluit voor nodig vergelijkbaar met het coördinatiebesluit zoals nu genomen. Voor de onderbouwing van de aanwezigheid van een nationaal belang kan de Minister gebruikmaken van de motivering die ten grondslag ligt aan het coördinatiebesluit.