Publiekrechtelijke vragen bij de verhoging van het btw-tarief voor de cultuursector als voorgenomen in het Hoofdlijnenakkoord 2024-2028

Article
NL Law
Expertise

Op 16 mei presenteerden de fractievoorzitters van de politieke partijen PVV, VVD, NSC en BBB het Hoofdlijnenakkoord 2024-2028 (“coalitieakkoord”). Deze blog bespreekt publiekrechtelijke vragen die samenhangen met het plan uit het akkoord om het btw-tarief voor de cultuursector te verhogen. Het aanstaande kabinet zal namelijk in het kader van behoorlijk bestuur dit plan moeten toetsen aan de toepasselijke publiekrechtelijke normen. Deze blog hangt samen met de Stibbeblog over het Hoofdlijnenakkoord en illustreert hoe de juridische uitwerking van de voorgenomen plannen een aandachtspunt kan zijn. 

Op 16 mei presenteerden de fractievoorzitters van de politieke partijen PVV, VVD, NSC en BBB het Hoofdlijnenakkoord 2024-2028 (“coalitieakkoord”). Deze blog bespreekt publiekrechtelijke vragen die samenhangen met het plan uit het akkoord om het btw-tarief voor de cultuursector te verhogen. Het gaat om het Verdrag inzake de rechten van het kind (“Kinderrechtenverdrag”) en het gelijkheidsbeginsel. Het aanstaande kabinet zal namelijk in het kader van behoorlijk bestuur dit plan moeten toetsen aan de toepasselijke publiekrechtelijke normen. 

Deze blog hangt samen met de Stibbeblog over het Hoofdlijnenakkoord en illustreert hoe de juridische uitwerking van de plannen een aandachtspunt kan zijn.

Afschaffen verlaagd btw-tarief culturele goederen en diensten als voorgenomen in het coalitieakkoord

In het coalitieakkoord is het plan opgenomen om het verlaagd btw-tarief voor culturele goederen en diensten grotendeels af te schaffen met ingang van het jaar 2026. Het btw-tarief stijgt dan van 9% naar 21%. 

Onder culturele goederen en diensten vallen de levering en verhuur van boeken, tijdschriften, week- en dagbladen en kunstvoorwerpen en het verlenen van toegang tot onder andere circussen, dierentuinen, musea, muziek- en toneeluitvoeringen, bioscopen en sportwedstrijden. In het coalitieakkoord is opgenomen dat het huidige lage btw-tarief van 9% wel behouden blijft voor dagrecreatie en bioscopen. Dagrecreatie en bioscopen zijn dus uitgezonderd van de verhoging. 

De voorgenomen afschaffing van het verlaagd btw-tarief leidt tot maatschappelijk debat. De cultuursector heeft bijvoorbeeld zorgen geuit over de verhoging van het btw-tarief, zo blijkt ook uit onder meer de reactie van de belangenorganisatie Kunsten ’92. Ook is er een petitie gestart tegen het voornemen om het btw-tarief voor (kinder)boeken te verhogen, waarbij is aangegeven dat de verhoging (kinder)boeken minder toegankelijk maakt. Deze petitie is meer dan 260 duizend keer ondertekend.

Het Kinderrechtenverdrag en de verhoging van het btw-tarief op kinderboeken

In de mate waarin de verhoging van het btw-tarief betrekking heeft op kinderboeken is het Kinderrechtenverdrag een aandachtspunt. In dat verdrag is in artikel 17 de plicht voor Nederland opgenomen om “de vervaardiging en verspreiding van kinderboeken aan te moedigen”. Deze verplichting hangt nauw samen met het recht van het kind op toegang tot informatie en materiaal. De verhoging van het btw-tarief kan, zo wordt gesteld in de hiervoor genoemde petitie, een negatief effect hebben op de toegang van kinderen tot kinderboeken en daarmee dus op de verspreiding van kinderboeken. 

Bij de uitwerking van het plan om het verlaagde btw-tarief af te schaffen dient te worden onderzocht of dit plan inderdaad een negatief effect heeft op de verspreiding van kinderboeken en zo ja of dit effect voldoende ondervangen kan worden door andere maatregelen. 

Het gelijkheidsbeginsel en de uitzondering voor bioscopen en dagrecreatie 

Meer in het algemeen roept het plan om het verlaagde btw-tarief af te schaffen de vraag op of het onderscheid tussen musea, muziek- en toneeluitvoeringen enerzijds (waarvoor een tarief van 21% zal gelden) en bioscopen en dagrecreatie anderzijds (waarvoor een tarief van 9% zal gelden) gerechtvaardigd is en of dit geen ongelijke behandeling oplevert. 

Uit het gelijkheidsbeginsel als beginsel van behoorlijk bestuur volgt namelijk dat gelijke gevallen gelijk behandeld dienen te worden, waarbij gekeken moet worden naar het doel van de maatregel. Een afwijkende behandeling moet objectief gerechtvaardigd worden (CRvB 29 februari 2024, ECLI:NL:CRVB:2024:304, r.o. 4.3 en 4.6). Het recht op gelijke behandeling is vervat in onder meer het EVRM (artikel 14 en het twaalfde protocol bij het EVRM). Op Unierechtelijk niveau bestaat het beginsel van fiscale neutraliteit dat inhoudt dat op soortgelijke goederen en diensten dezelfde belastingdruk moet rusten. 

De eerste vraag die het kabinet moet stellen en beantwoorden is of van gelijke gevallen sprake is. Daarbij is van belang dat bijvoorbeeld beargumenteerd kan worden dat bioscopen concurreren met musea en poppodia (zie het interview met hoogleraar economie Barbara Baarsma voor de NOS). Mocht alleen voor bioscopen een lager btw-tarief gelden dan zouden zij een (concurrentie)voordeel kunnen genieten ten opzichte van andere culturele voorzieningen. Voor zover van gelijke gevallen sprake is zal ten tweede nagegaan moeten worden of voor een afwijkende behandeling een rechtvaardiging bestaat. Uit het coalitieakkoord blijkt niet wat de reden is voor de afwijkende behandeling van culturele voorzieningen. Als het gaat om bioscopen heeft de voorzitter van bioscoopvereniging NVBF verwezen naar een convenant dat de sector met de overheid heeft. Dat convenant zou aan een dergelijke btw-verhoging in de weg staan. Het kabinet zal de vraag moeten beantwoorden of een convenant inderdaad een rechtvaardiging vormt voor een afwijkende behandeling. Waar de uitzondering voor dagrecreatie op is gebaseerd, en hoe dagrecreatie precies zal worden afgebakend, is vooralsnog onduidelijk. Ook hier zal het kabinet handen en voeten aan moeten geven.

Tot slot

In deze blog hebben wij de voorgenomen afschaffing van het verlaagde btw-tarief in de cultuursector besproken. Deze maatregel roept publiekrechtelijke vragen op die samenhangen met het Kinderrechtenverdrag en het gelijkheidsbeginsel. Het aanstaande kabinet zal zich over deze vragen moeten buigen.