Overzicht van antwoorden op prejudiciële vragen in verband met consumentenrecht
Gelieve hieronder een selectie te vinden van antwoorden op prejudiciële vragen over het consumentenrecht.
Arrest van 5 May 2022 in Zaak C-179/21 Victorinox
Het Bundesgerichtshof (hoogste federale rechter in burgerlijke en strafzaken, Duitsland) wenst in wezen te vernemen of artikel 6, lid 1, onder m), van richtlijn 2011/83 betreffende consumentenrechten aldus moet worden uitgelegd dat de informatieplicht omtrent de commerciële garantie van de producent die krachtens deze bepaling op de handelaar rust, ontstaat door het enkele feit dat deze garantie bestaat of dat de handelaar slechts onder bepaalde omstandigheden gehouden is de consument te informeren over het bestaan van een dergelijke garantie en over de voorwaarden daarvan.
Het Bundesgerichtshof wenst ook te vernemen of hetzelfde artikel van richtlijn 2011/83 aldus moet worden uitgelegd dat de informatie die aan de consument moet worden verstrekt over de voorwaarden van de commerciële garantie van de producent overeenkomt met de in artikel 6, lid 2, van richtlijn 1999/44 genoemde informatie.
Het Hof verklaart voor recht:
Artikel 6, lid 1, onder m), van richtlijn 2011/83/EU van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2011 betreffende consumentenrechten moet aldus worden uitgelegd dat de informatieplicht omtrent de commerciële garantie van de producent die krachtens deze bepaling op de handelaar rust, niet ontstaat door het loutere feit dat deze garantie bestaat, maar enkel indien de consument een legitiem belang heeft bij informatie over die garantie om te kunnen beslissen of hij een overeenkomst met de handelaar wenst aan te gaan. Een dergelijk legitiem belang komt met name vast te staan indien de handelaar van de commerciële garantie van de producent een centraal of beslissend onderdeel van zijn aanbod maakt. Om te bepalen of de garantie een dergelijk centraal of beslissend onderdeel van het aanbod vormt, moet rekening worden gehouden met de inhoud en de algemene configuratie van het aanbod van het betrokken goed, het belang van de vermelding van de commerciële garantie van de producent in termen van verkoopargument of reclameboodschap, de plaats van deze vermelding in het aanbod, het risico dat de gemiddelde, normaal geïnformeerde en redelijk omzichtige en oplettende consument door de vermelding wordt misleid of in verwarring gebracht over de verschillende garantierechten die hij kan inroepen of over de werkelijke identiteit van de garant, de aanwezigheid van een toelichting in het aanbod op de andere garanties voor het goed en elke andere factor op grond waarvan vast kan komen te staan dat er een objectieve behoefte is aan bescherming van de consument.
Artikel 6, lid 1, onder m), van richtlijn 2011/83, gelezen in samenhang met artikel 6, lid 2, tweede streepje, van richtlijn 1999/44/EG betreffende bepaalde aspecten van de verkoop van en de garanties voor consumptiegoederen, moet aldus worden uitgelegd dat de informatie die aan de consument moet worden verstrekt over de voorwaarden van de commerciële garantie van de producent alle gegevens omvat die betrekking hebben op de voorwaarden voor de toepassing en de gebruikmaking van een dergelijke garantie aan de hand waarvan de consument kan beslissen of hij een overeenkomst met de handelaar wenst aan te gaan.
Arrest van 7 april 2022 in Zaak C-249/21 Fuhrmann-2-GmbH / B
Het Amtsgericht Bottrop (rechter in eerste aanleg Bottrop, Duitsland) wil van het Hof van Justitie het volgende vernemen: moet ter beantwoording van de vraag of in het kader van een bestelproces waarbij op elektronische wijze een overeenkomst op afstand kan worden gesloten, een op de bestelknop of soortgelijke functie aangebrachte formulering, zoals de formulering „Voltooi boeking”, „overeenkomt” met de woorden „bestelling met betalingsverplichting”, uitsluitend worden uitgegaan van de woorden op die knop of moet ook rekening worden gehouden met de omstandigheden van het bestelproces?
Het Hof is van oordeel dat uit de bewoordingen van richtlijn 2011/83 ook duidelijk volgt dat de betrokken formulering op de knop of de soortgelijke functie moet staan. Dit betekent dat, om te beoordelen of de handelaar heeft voldaan aan zijn verplichting om ervoor te zorgen dat de consument bij het plaatsen van zijn bestelling uitdrukkelijk erkent dat deze een betalingsverplichting inhoudt, alleen rekening mag worden gehouden met de woorden op die knop of soortgelijke functie.
Arrest van 31 maart 2022 in Zaak C-96/21 CTS Eventim
Het Amtsgericht Bremen heeft het Hof verzocht om een prejudiciële beslissing over de volgende vraag:
„Moet artikel 16, onder l), van richtlijn [2011/83] aldus worden uitgelegd dat het voor de uitsluiting van het herroepingsrecht van de consument voldoende is dat de handelaar de consument niet rechtstreeks een dienst met betrekking tot vrijetijdsbesteding verleent, maar deze een toegangsrecht tot een dergelijke dienst verkoopt?”
Het Hof overweegt dat artikel 16, onder l), van richtlijn 2011/83/EU betreffende consumentenrechten moet aldus worden uitgelegd dat de in deze bepaling bedoelde uitzondering op het herroepingsrecht kan worden tegengeworpen aan een consument die met een tussenpersoon die in zijn eigen naam maar voor rekening van de organisator van een vrijetijdsactiviteit optreedt, een overeenkomst op afstand inzake de verwerving van een recht op toegang tot deze activiteit heeft gesloten, op voorwaarde dat, ten eerste, de beëindiging van de verplichting tot uitvoering van deze overeenkomst jegens de consument, door herroeping overeenkomstig artikel 12, onder a), van deze richtlijn, de organisator van de betrokken activiteit zou blootstellen aan het risico dat verbonden is aan de reservering van de aldus vrijgekomen capaciteit, en, ten tweede, de vrijetijdsactiviteit waartoe dat recht toegang verleent, moet plaatsvinden op een bepaalde datum of in een bepaalde periode.
Arrest van 24 februari 2022 in de gevoegde Zaken C‑143/20 en C‑213/20 „A.“ Towarzystwo Ubezpieczeń Życie
De verwijzende rechter wenst in wezen te vernemen of artikel 7 van richtlijn 2005/29 aldus moet worden uitgelegd dat het verzuim om een consument die tot een collectieve unit-linkedovereenkomst toetreedt de in artikel 36, lid 1, van richtlijn 2002/83 juncto bijlage III, onder A, punt a.12, daarbij vermelde informatie mee te delen, een misleidende omissie in de zin van die bepaling vormt.
Het Hof stelt vast dat het verzuim om consumenten die een unit-linked collectief contract sluiten, de in richtlijn 2002/83 bedoelde informatie te verstrekken (de essentiële kenmerken van de door het contract gedekte activa en de daaraan verbonden structurele risico's), een misleidende omissie in de zin van richtlijn 2005/29 kan vormen. Enerzijds vormt deze informatie immers substantiële informatie die de gemiddelde consument, gezien de context, nodig heeft om een geïnformeerd besluit over een transactie te nemen. Gelet op het centrale belang van deze informatie zodat hij met kennis van zaken het verzekeringsproduct kan kiezen dat het beste bij zijn behoeften past, het verborgen houden van die informatie of het verstrekken ervan op onduidelijke, onbegrijpelijke, dubbelzinnige of laattijdige wijze de consument ertoe brengen een besluit over een transactie te nemen dat hij anders niet had genomen.
Arrest van 24 février 2022 in Zaak C-536/20 „Tiketa” UAB
De verwijzende rechter wenst in wezen te vernemen of artikel 2, punt 2, van richtlijn 2011/83 aldus moet worden uitgelegd dat een natuurlijke of rechtspersoon niet alleen als een „handelaar” in de zin van deze bepaling moet worden aangemerkt wanneer hij met betrekking tot onder die richtlijn vallende overeenkomsten handelt in het kader van zijn eigen handels-, bedrijfs-, ambachts- of beroepsactiviteit, maar ook wanneer hij als tussenpersoon namens of voor rekening van een dergelijke handelaar optreedt, alsmede of die tussenpersoon en de hoofdhandelaar allebei als „handelaar” in de zin van die bepaling kunnen worden aangemerkt in een situatie die wordt gekenmerkt door het feit dat er twee diensten worden verricht.
Het hof overweegt dat Artikel 2, punt 2, van richtlijn 2011/83/EU betreffende consumentenrechten moet aldus worden uitgelegd dat een natuurlijke of rechtspersoon niet alleen als een „handelaar” in de zin van deze bepaling moet worden aangemerkt wanneer hij met betrekking tot onder die richtlijn vallende overeenkomsten handelt in het kader van zijn eigen handels-, bedrijfs-, ambachts- of beroepsactiviteit, maar ook wanneer hij als tussenpersoon namens of voor rekening van een dergelijke handelaar optreedt, waarbij die tussenpersoon en de hoofdhandelaar allebei als „handelaar” in de zin van die bepaling kunnen worden aangemerkt zonder dat er sprake hoeft te zijn van een situatie die wordt gekenmerkt door het feit dat er twee diensten worden verricht.
De verwijzende rechter wenst in wezen te vernemen of artikel 6, leden 1 en 5, en artikel 8, leden 1 en 7, van richtlijn 2011/83 aldus moeten worden uitgelegd dat zij eraan in de weg staan dat de in artikel 6, lid 1, bedoelde informatie de consument vóór de sluiting van de overeenkomst enkel wordt verstrekt in de voor het verrichten van diensten gehanteerde algemene voorwaarden die beschikbaar zijn op de site van de tussenpersoon en waaraan de consument op actieve wijze zijn goedkeuring verleent door het daartoe bestemde vakje aan te vinken, alsmede of de aldus verstrekte informatie een integraal onderdeel van de overeenkomst op afstand of van de buiten verkoopruimten gesloten overeenkomst vormt, ook wanneer die informatie de consument niet op een duurzame gegevensdrager is verstrekt in de zin van artikel 8, lid 7, van die richtlijn en/of wanneer aan de consument vervolgens geen bevestiging van de gesloten overeenkomst is verstrekt op een dergelijke gegevensdrager.
Het hof overweegt dat Artikel 6, leden 1 en 5, en artikel 8, leden 1 en 7, van richtlijn 2011/83 moeten aldus worden uitgelegd dat zij er niet aan in de weg staan dat de in artikel 6, lid 1, bedoelde informatie de consument vóór de sluiting van de overeenkomst enkel wordt verstrekt in de voor het verrichten van diensten gehanteerde algemene voorwaarden die beschikbaar zijn op de site van de tussenpersoon en waaraan de consument op actieve wijze zijn goedkeuring verleent door het daartoe bestemde vakje aan te vinken, mits die informatie de consument op duidelijke en begrijpelijke wijze ter kennis wordt gebracht. Een dergelijke wijze van informatieverstrekking kan echter niet in de plaats komen van het aan de consument op een duurzame gegevensdrager verstrekken van de bevestiging van de overeenkomst in de zin van artikel 8, lid 7, van die richtlijn, hetgeen er niet aan in de weg staat dat die informatie een integraal onderdeel van de overeenkomst op afstand of van de buiten verkoopruimten gesloten overeenkomst vormt.