Openbaarmaking en bedrijfsgeheimen, waar ligt de grens?
De Voorzitter van de Ondernemingsrechtbank te Brussel, zetelend zoals in kortgeding, heeft geoordeeld dat de openbaarmaking van een geheim productieproces door een ex-werknemer aan een concurrerende onderneming een oneerlijke handelspraktijk uitmaakt (schending van artikel XI.332 van het Wetboek Economisch Recht). [1]
Solvay, eiseres, ontwikkelt en produceert waterstofperoxyde. Verweerster (de heer X) is een chemisch ingenieur en werkte bij Solvay in België als « Process Technology Manager ». Gedurende zijn loopbaan bij Solvay nam de heer X deel aan talrijke projecten, onder andere met betrekking tot de synthese en extractie van waterstofperoxide. Op 31 maart 2018 ging de heer X met pensioen.
Volgens Solvay is eind 2017 het vermoeden gerezen dat de heer X in eigen naam bepaalde diensten zou hebben verleend aan een van de concurrenten van Solvay, de Indische onderneming « National Peroxide Limited » (NPL). Sinds 2007 bestond er een joint venture tussen NPL en Solvay, maar in 2017 besloot Solvay al haar aandelen in NPL te verkopen. Echter, in 2017 zou de heer X een verkoopovereenkomst hebben gesloten met NPL met het oog op het bekendmaken van vertrouwelijke informatie over de productieprocessen van waterstofperoxide van Solvay.
De heer X ontkent de bedrijfsgeheimen van Solvay te hebben overgemaakt aan NPL. Hij erkent wel dat hij op 18 juni 2018 een overeenkomst heeft gesloten met NPL, die evenwel betrekking heeft op een totaal andere technologie dan degene die wordt beschermd door de arbeidsovereenkomst met Solvay.
Op 29 maart 2019 heeft Solvay de heer X gedagvaard teneinde de staking te verkrijgen van het vermeende gebruik van haar bedrijfsgeheimen op grond van een schending van artikel XI.332/4, § 2 van het Wetboek Economisch Recht. Volgens Solvay is de doorgegeven informatie geheim omdat zij het resultaat is van vele jaren onderzoek naar de extractie van waterstofperoxide. Solvay baseert zich op documenten die een privé-onderzoeksbureau op de computer van de heer X heeft gevonden. Volgens dit onderzoek heeft de heer X wel degelijk een ontwerpovereenkomst opgesteld voor de verkoop van de extractie-technologie aan NPL tijdens zijn tewerkstelling bij Solvay. Bovendien werden er facturen gevonden van maart 2018, die de Voorzitter, na analyse, als betalingsbewijs voor de informatieoverdracht beschouwt.
De Voorzitter verduidelijkt eerst dat het onrechtmatig gebruik van een bedrijfsgeheim verder gaat dan de productie van en het handelen in namaakproducten, maar ook diefstal, spionage, het kopiëren zonder toestemming of het schenden van vertrouwelijkheidsclausules omvat, alsmede het gebruik van deze informatie om een contract met een derde te kunnen sluiten. De "bekendmaking" hoeft niet aan het grote publiek te gebeuren, maar het volstaat dat zij gebeurt ten aanzien van één enkele partij. Het feit dat de ex-werknemer alle formules uit het hoofd kent, verandert daar niets aan. De vraag is of de beroepskringen hiervan op de hoogte zijn of er gemakkelijk toegang toe hebben. De toegang en de kennis moeten betrekking hebben op het geheel van de geheime informatie, niet op afzonderlijke delen.
Op basis van de door Solvay verzamelde documenten, bestaat er volgens de Voorzitter een voldoende graad van zekerheid dat de heer X Solvay's bedrijfsgeheimen onrechtmatig gebruikte en openbaar maakte. Bijgevolg bevestigt de Voorzitter de inbreuk en beveelt hij de staking van het gebruik van deze vertrouwelijke informatie. De vordering van Solvay om de heer X te verbieden om diensten aan derden te verlenen met betrekking tot onderzoek naar en de ontwikkeling, de productie, het gebruik en de verhandeling van de producten die hij bij Solvay heeft helpen ontwikkelen, zonder beperkt te zijn tot waterstofperoxide, vormt daarentegen een onevenredige beperking van de vrijheid van de heer X om zijn activiteit uit te oefenen, zodat de Voorzitter deze vordering afwijst.
Bij wijze van conclusie is het verboden bedrijfsgeheimen, met inbegrip van productieprocessen die eigendom zijn van de werkgever, te gebruiken om ze over te maken aan een concurrerende onderneming of te gebruiken om een contract met deze onderneming te sluiten. Dit verbod moet zich echter beperken tot geheime informatie die rechtstreeks werd verkregen tijdens de beroepsuitoefening. De staking mag er niet toe leiden dat een werknemer die een onderneming verlaat, zijn kennis niet mag gebruiken om een nieuwe professionele activiteit uit te oefenen.
De Voorzitter past ook artikel 871bis, §2, 3° van het Gerechtelijk Wetboek toe door te bevelen dat enkel een niet-vertrouwelijke versie van het vonnis ter beschikking mag worden gesteld van derden.
Voetnoot
1 Vz. Nl. Orb. Brussel (zoals in kortgeding) 12 maart 2020, A/19/01293, onuitgeg.