Niet (meer) klagen over bestuurders
Jan-Maarten Schepel bespreekt de recente uitspraak van de Hoge Raad over de toepassing van de klachtplicht op bestuurdersaansprakelijkheid. Deze uitspraak heeft een einde gemaakt aan de onzekerheid die jarenlang in de rechtspraak bestond over de vraag of de klachtplicht van toepassing is op vorderingen ex art. 2:9 BW. Jan-Maarten analyseert de achtergrond, de uitspraak en de implicaties van deze beslissing, en geeft zijn eigen visie op de kwestie.
De klachtplicht, zoals vastgelegd in art. 6:89 BW, vereist dat een schuldeiser binnen bekwame tijd protesteert over een gebrek in de prestatie om zijn rechten te behouden. In de context van bestuurdersaansprakelijkheid was er jarenlang onduidelijkheid over de toepassing van deze plicht, met wisselende uitspraken in lagere rechtspraak. De Hoge Raad heeft in april 2024 echter geoordeeld dat de klachtplicht niet van toepassing is op vorderingen ex art. 2:9 BW, omdat deze vorderingen geen verbintenis tussen de rechtspersoon en de bestuurder opleveren. De aard van de rechtsverhouding en de complicatie dat een bestuurder over zichzelf zou moeten klagen, waren belangrijke overwegingen in dit oordeel.
Jan-Maarten is het niet eens met de redenering van de Hoge Raad en betoogt dat de klachtplicht wel degelijk op bestuurdersaansprakelijkheid van toepassing had kunnen zijn. Hij wijst erop dat de rechtsverhouding tussen bestuurder en rechtspersoon zowel een contractuele als een rechtspersonenrechtelijke dimensie heeft, en dat de klachtplicht de bewijspositie van bestuurders had kunnen beschermen. Bovendien stelt hij dat de maatschappelijke wenselijkheid van de klachtplicht in overweging had moeten worden genomen, aangezien deze curatoren had kunnen aanmoedigen om sneller te handelen in faillissementen. Ondanks zijn kritiek erkent hij dat de uitspraak van de Hoge Raad nu de geldende lijn is, waarmee de klachtplicht bij bestuurdersaansprakelijkheid verleden tijd is.
Lees de volledige bijdrage hier.
Auteur: Jan-Maarten Schepel
Bron: Maandblad voor Ondernemingsrecht, nummer 8 & 9
Publicatiedatum: november 2024