Hoorzitting in bezwaar mag vaker achter gesloten deuren

Article
NL Law

Artikel 8:62 lid 2 Awb geeft de bestuursrechter de bevoegdheid om te bepalen dat een onderzoek ter zitting achter gesloten deuren plaatsvindt. Dit kan in vier specifieke gevallen. Voor de bezwaarschriftprocedure is hierover niets bepaald. De Afdeling heeft geoordeeld dat in meer gevallen dan genoemd in artikel 8:62 lid 2 Awb een hoorzitting in bezwaar achter gesloten deuren mag plaatsvinden.

De Afdeling bestuursrechtspraak heeft op 4 december 2024 (ECLI:NL:RVS:2024:4999) een uitspraak gedaan over de openbaarheid van een hoorzitting in de bezwaarfase. Op grond van artikel 7:5 lid 2 Awb besluit het bestuursorgaan en op grond van artikel 7:13 lid 5 Awb de externe bezwaarschriftencommissie of het horen in bezwaar in het openbaar plaatsvindt, voor zover niet bij wettelijk voorschrift anders is bepaald. 

In deze zaak ging het om een last onder dwangsom die de burgemeester van Ooststellingwerf had opgelegd aan een kledingwinkel. De kledingwinkel was open geweest tijdens de coronapandemie. De kledingwinkel maakte bezwaar tegen de last. Zij was het er niet mee eens dat er tijdens de hoorzitting geen publiek aanwezig mocht zijn. De voorzitter besloot daartoe omdat er het een en ander was gebeurd in de hal van het stadhuis voorafgaand aan de hoorzitting.  Dit is wel een wat atypische casus, omdat in de meeste gevallen bezwaarden die geconfronteerd worden met sanctiebesluiten juist willen dat de hoorzitting niet in het openbaar plaatsvindt. 

De Verordening commissie bezwaarschriften van de gemeente bepaalde dat de hoorzitting achter gesloten deuren plaatsvindt als de voorzitter van de commissie bezwaarschriften dat nodig oordeelt. De Afdeling oordeelt dat de betrokken verordening een wettelijk voorschrift is als bedoeld in de artikelen 7:5 en 7:13 Awb. Omdat de Verordening verder niet bepaalt in welke gevallen de hoorzitting achter gesloten deuren plaatsvindt, heeft de voorzitter beoordelingsruimte bij het nemen van de beslissing en kon het beperken van de openbaarheid worden gebillijkt.  

De Afdeling oordeelt uitdrukkelijk dat dit een verschil is met artikel 8:62 Awb, omdat dit laatste artikel niet van toepassing is in de bezwaarschriftenprocedure. De gebeurtenissen in de hal van het stadhuis voorafgaand aan de hoorzitting zouden bij de bestuursrechter onvoldoende reden zijn geweest om aan te nemen dat de openbaarheid ‘het belang van een goede rechtspleging ernstig zou schaden’ (artikel 8:62 lid 2 onder d Awb) omdat er geen sprake was van tumult of intimidatie.

Deze ruimte geeft bestuursorganen de mogelijkheid om bijvoorbeeld bij hoorzittingen die betrekking hebben op (openbaarmaking van) sanctiebeschikkingen of Woo-zaken te bepalen dat een zitting in beginsel achter gesloten deuren plaatsvindt. Wellicht dat deze uitspraak ook aanleiding geeft tot een herbezinning of ook de bevoegdheden van de bestuursrechter om een zitting achter gesloten deuren te houden moeten worden verruimd. Zij het dat voor de laatste de speelruimte beperkter is nu openbaarheid van rechtspraak constitutioneel verankerd is.

Dit bericht is ook verschenen op mr-online.nl.