Het startschot voor de i-grond-jurisprudentie is met de eerste gepubliceerde uitspraak gegeven (annotatie)
Opvallend aan deze uitspraak is dat de werkgever geen afzonderlijke motivering van de i-grond in het ontbindingsverzoek had opgenomen: kennelijk ging de werkgever ervan uit dat de i-grond als subsidiaire restgrond niet afzonderlijk hoefde te worden toegelicht en vanzelf en zonder nadere onderbouwing logischerwijs uit een mathematische optelsom van alle gronden voortvloeide. Dat is niet het geval: de i-grond is evenals alle andere in artikel 7:669 lid 3 BW opgesomde gronden een opzichzelfstaande grond, waarbij een cumulatie van onvoldragen gronden kan worden samengevoegd tot één redelijke ontslaggrond. Die cumulatiegrond en de ‘redelijkheid’ hiervan zullen dus nog steeds door de werkgever moeten worden toegelicht: hieraan heeft de invoering van de i-grond niets veranderd. Overigens zou een afzonderlijke toelichting van de i-grond in dit geval waarschijnlijk niet tot een andere – voor de werkgever – positieve uitkomst van de ontbindingsprocedure hebben geleid.
De vraag naar de meerwaarde van de i-grond ten opzichte van de andere ontslaggronden blijft onverminderd actueel. Wat schiet de werkgever hiermee op en in welke gevallen is het proces-strategisch gezien verstandig de i-grond aan te voeren? Duidelijk is volgens Astrid Helstone dat de door de wetgever met de Wab beoogde flexibilisering van het Wwz-ontslagrecht en de ‘wendbaarheid’ van werkgevers door de i-grond niet zal worden gerealiseerd. Voor de nadere gedachtenvorming over deze ‘wendbaarheid’ zijn de recente aanbevelingen van de commissie-Borstlap relevant: volgens de commissie moet de kantonrechter de arbeidsovereenkomst op verzoek van de werkgever altijd ontbinden bij een in de persoon van de werknemer gelegen ontslaggrond, ongeacht of er een redelijke grond is (mits het verzoek geen verband houdt met een opzegverbod). Ontbreekt een redelijke grond, dan zal de werkgever steeds een vergoeding verschuldigd zijn.
- Klik hier voor JAR 2020/60, m.nt. A.M. Helstone bij Rb. Noord-Holland 17 februari 2020, ECLI:NL:RBNHO:2020:1036