Het schadefonds van Van Vollenhoven, een goed idee?
Onlangs heeft mr. Pieter van Vollenhoven in een interview voorgesteld om een nieuw schadefonds op te richten. Aanleiding was het verschrikkelijke ongeval met de Stint in Oss. Het ging mr. Van Vollenhoven niet om de directe slachtoffers (waarvan vier dodelijke), maar om de fabrikant van de Stints en de kinderdagverblijven. Moet er voor deze gedupeerden ook iets worden gedaan en is de oprichting van een schadefonds het goede antwoord op de goede vraag?
Een sympathiek idee
Minister van Nieuwenhuizen besloot kort na het ongeluk om de Stint van de weg te halen, waardoor de fabrikant op de rand van faillissement is komen te verkeren en veel kinderdagverblijven met een groot vervoersprobleem zitten. Mr. Van Vollenhoven vindt dat de minister een kordaat besluit heeft genomen, maar dat als achteraf zou blijken dat dit een te zware beslissing was, de gedupeerden voor hun schade een beroep moeten kunnen doen op een nieuw op te richten fonds, dat ik gemakshalve het schadefonds Van Vollenhoven zal noemen. Dat is een sympathiek idee.
Of een slecht plan?
Dezelfde dag nog, stelt commentator Wim Berkelaar, historicus aan de Vrije Universiteit te Amsterdam, op radio 1 dat dit geen goed plan is. Zijn argumenten lijken op het eerste gezicht goed: als de overheid fouten maakt dan kun je in Nederland naar de rechter stappen, die vanuit een onafhankelijke positie beoordeelt of je recht hebt op schadevergoeding. Een schadefonds biedt dan weinig meerwaarde. Sterker, als een van de twee partijen het niet eens is met de beslissing van het schadefonds, dan zal de rechter alsnog een uitspraak moeten doen.
Een schadefonds, bij nader inzien nog niet zo'n slecht idee
En toch, denk je nog eens wat langer na, dan is het idee van een schadefonds misschien zo slecht nog niet. Want inderdaad, de fabrikant van de Stint kan Minister van Nieuwenhuizen voor de rechter dagen om zijn schade vergoed te krijgen, maar waar begint hij dan aan? De ervaring leert dat procederen tegen de overheid om schadevergoeding een lange en moeizame weg is die bovendien erg kostbaar kan zijn. Een schadefonds kan dan een goed alternatief zijn. Hoe het schadefonds opgezet moet worden, dat vergt wel enig denkwerk, omdat de procedure bij het schadefonds geen kopie moet zijn van de procedure bij de rechter. Zo’n fonds heeft pas echt meerwaarde als heel duidelijk is wie onder welke voorwaarden recht heeft op schadevergoeding en de voorwaarden zo zijn opgesteld dat de bepaling van de hoogte van de vergoeding niet - zoals bij de rechter – een ingewikkeld en langdurig proces is. Daar heeft mr. Van Vollenhoven dus nog wel wat huiswerk te doen (of te geven).
Inspiratie uit Groningen
Helemaal nieuw is het idee van Van Vollenhoven trouwens niet. De regering is namelijk bezig met de oprichting van een schadefonds voor de slachtoffers van de gaswinning in Groningen: het Instituut Mijnbouwschade. De reden daarvoor is dat de afwikkeling van de schades via de bestaande routes was vastgelopen en de Groningers het vertrouwen in de schade-experts volledig zijn kwijtgeraakt. In het wetsvoorstel voor dit schadefonds is veel aandacht besteed aan de onafhankelijkheid, onpartijdigheid en deskundigheid van het Instituut Mijnbouwschade. Dat lijkt mij voor het schadefonds Van Vollenhoven ook van wezenlijk belang. En daarmee zijn we er nog niet: de werkwijze van het Instituut moet zo zijn dat het op een snelle en efficiënte manier tot beslissingen en uitkeringen komt die door alle betrokkenen als rechtvaardig wordt ervaren. Voor het toekomstige schadefonds Van Vollenhoven geldt dat natuurlijk ook. Een uitdaging, maar onmogelijk is het niet: er is al best wat ervaring met schadefondsen en sommige daarvan zijn heel succesvol (geweest).
Over de auteur
Tijn Kortmann is specialist overheidsaansprakelijkheidsrecht. Hij publiceerde in het januari-nummer van het Maandblad voor Vermogensrecht een artikel over de zin en onzin van een schadefonds als reactie op het Stint ongeval.