Het bijstaan van de verdachte én bij haar werkzame getuigen: een moeilijk te rijmen raadsbeslissing
De maand december is traditiegetrouw een maand van terugblikken en vooruitkijken. Een beslissing van de Raad van Discipline (van 30 oktober 2023, ECLI:NL:TADRAMS:2023:203) is mij bijgebleven. De indruk ontstond dat met deze proefprocedure duidelijkheid werd verschaft over een breder vraagstuk, namelijk in hoeverre het advocaten vrijstaat om meerdere verdachten bij te staan of andere betrokkenen in dezelfde strafzaak, zoals getuigen. Deze beslissing vraagt echter om een kritische beschouwing.
De in deze procedure betrokken advocaat had in één en dezelfde strafzaak zowel de aangehouden verdachte bijgestaan, als werknemers in dienst van de vennootschap waarvan de verdachte DGA was die door het OM als getuige waren opgeroepen. De kosten voor rechtsbijstand van deze getuigen werden door de vennootschap betaald. Het bezwaar van de deken hield in dat de betrokken advocaat in dit geval tuchtrechtelijk verwijtbaar had gehandeld door de kernwaarden onafhankelijkheid en partijdigheid en Gedragsregel 15 (Belangenverstrengeling) te schenden.
Uiteindelijk komt de raad tot een gegrondverklaring van het dekenbezwaar, met name gegeven de veronderstelde "afhankelijkheidsrelatie tussen de partijen en de financiële kant daarvan". Overwogen wordt dat geen sprake kan zijn van "volledig parallelle belangen", nu de getuigen in een afhankelijke relatie tot de verdachte stonden die hun werkgever was en de kosten van rechtsbijstand betaalde. Belangrijk element lijkt daarbij te zijn dat zich – naar het oordeel van de raad – ook daadwerkelijk een tegenstrijdig belang had voorgedaan. De rechter-commissaris had de tijdelijke onthouding van processtukken aan de aangehouden verdachte immers toegestaan totdat de betreffende getuigen zouden zijn gehoord.
In de toelichting bij Gedragsregel 15 is expliciet opgenomen dat deze gedragsregel een advocaat niet belet "om voor twee of meer cliënten in dezelfde zaak op te treden". Wel geldt daarbij de voorwaarde dat er geen sprake is van een belangenconflict of van een aanzienlijk risico dat een dergelijk conflict kan ontstaan. Daarbij overwoog het Hof van Discipline eerder dat het enkele feit dat verschillende cliënten ook een eigen belang hadden, onvoldoende is voor het aannemen van de tegenstrijdigheid daarvan (zie hiertoe HvD 14 december 2015, ECLI:NL:TAHVD:2015:308). De advocaat is hierin overigens bepalend. Waar de raad spreekt van vereiste "volstrekt parallelle belangen" is dit dan ook niet te rijmen met het bestaande juridische speelveld. Daarbij bleef een andere relevante gedragsregel onbenoemd: gedragsregel 22 bepaalt dat advocaten getuigen niet ongeoorloofd mogen beïnvloeden.
Los van de wankele juridische basis, spreekt uit de raadsbeslissing wantrouwen. Dit wantrouwen lijkt mij voor een bredere toepassing van deze beslissing, hoe dan ook, ongefundeerd. 'Goed werkgeverschap' vraagt zelfs dat in voorkomend geval voor verhoorbijstand wordt gezorgd en dat de kosten daarvan door de werkgever worden gedragen. Dat staat heel ver af van tegenstrijdige belangen en ongeoorloofde beïnvloeding van getuigen. Nog daargelaten dat een onderneming zelf niet kan spreken, maar dat alleen kan bij monde van haar werknemers en dat deze door de raad voorgestane handelwijze de efficiëntie van het strafproces niet ten goede zou komen.
Het woord is nu aan het Hof van Discipline en ik hoop, vooruitkijkend, op meer vertrouwen (ook als het gaat om de naleving van de gedragsregels door advocaten) en op een meer zorgvuldige overdenking in dezen.