De Wtta part II: invulling van het normenkader, maar nog steeds (veel) onduidelijkheid
In een eerdere bijdrage hebben wij het Wetsvoorstel toelating terbeschikkingstelling van arbeidskrachten (de Wtta) besproken. De Wtta introduceert een toelatingsstelsel voor ondernemingen die arbeidskrachten ter beschikking stellen in de zin van de Wet allocatie arbeidskrachten door intermediairs (Waadi). Het toelatingsstelsel heeft tot doel (i) om de positie van ter beschikking gestelde arbeidskrachten te verbeteren en (ii) en een gelijk speelveld voor uitleners en inleners te waarborgen.
Ten tijde van onze vorige bijdrage ontbrak nog de ministeriële regeling waarin een aantal belangrijke inhoudelijke normen uit de Wtta verder wordt uitgewerkt. Die concept ministeriële regeling is er nu: in de concept ministeriële regeling tot wijziging Regeling Waadi in verband met de invoering van een toelatingsplicht voor het ter beschikking stellen van arbeidskrachten (de regeling) is nader uitgewerkt aan welke eisen, het zogenoemde normenkader, uitleners moeten voldoen voor toelating. Daarnaast is in de regeling het proces na een overtreding van het normenkader uitgewerkt.
De aanvraag tot toelating
Alle ondernemingen die structureel arbeidskrachten ter beschikking stellen in de zin van de Waadi, dus niet alleen de klassieke uitzendbureaus, dienen een aanvraag tot toelating te doen. Uitleners zullen een aanvraag tot toelating moeten doen bij de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (de minister). Deze aanvraag dient in ieder geval te bevatten: (i) een Verklaring omtrent het gedrag voor rechtspersonen (VOG), (ii) bevestiging van zekerheidsstelling van € 100.000 en (iii) een rapport ter onderbouwing van de naleving van het normenkader door de uitlener.
Kern en systematiek normenkader
Het normenkader bestaat uit eisen die zien op de naleving van relevante arbeids- en socialezekerheidswetten en fiscale wet- en regelgeving. De eisen dienen ter bescherming van de belangen van terbeschikkinggestelde arbeidskrachten, de bestrijding van misbruik en het voorkomen van oneigenlijk gebruik. Het normenkader bevat bijvoorbeeld eisen over de afdracht van loonheffingen, het betalen van een juiste beloning conform de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag en het aanbieden van de juiste arbeidsvoorwaarden op grond van het loonverhoudingsvoorschrift uit de Waadi. Het normenkader roept echter ook nieuwe regels in het leven, die niet rechtstreeks gebaseerd zijn op bestaande wet- en regelgeving voor het ter beschikking stellen van arbeidskrachten. Zo bevat het normenkader een verbod op het hanteren van all-in-loon en moeten de begin- en eindtijden van de ter beschikking gestelde arbeidskrachten worden bijgehouden.
De systematiek van het normenkader is vergelijkbaar met die van de SNA-certificering. Het normenkader bestaat uit twee categorieën eisen, namelijk A) normeisen algemeen en B) normeisen terbeschikkingstelling van arbeidskrachten. Deze categorieën vallen weer uiteen in ieder acht verschillende eisen:
A) normeisen algemeen | B) normeisen terbeschikkingstelling van arbeidskrachten |
1. eisen aan de identificatie van de onderneming | 1. eisen met betrekking tot de identificatie van de arbeidskracht |
2. verplichtingen inzake Nederlandse loonheffingen | 2. eisen met betrekking tot de arbeidsovereenkomst |
3. verplichtingen inzake Nederlandse omzetbelasting | 3. eisen met betrekking tot het loonverhoudingsvoorschrift |
4. verwerking van de financiële administratie | 4. veiligheid op de werkplek |
5. voeren van een adequate (kas)administratie | 5. huisvesting arbeidsmigranten |
6. hanteren van een g-rekening | 6. voeren van een adequate loonadministratie |
7. gelijke kansen bij werving en selectie | 7. verbandlegging uren |
8. verstrekken van inlichtingen en documenten | 8. in- en doorlenen van personeel |
Deze in totaal zestien eisen bestaan ieder weer uit verschillende sub-eisen. Deze sub-eisen zijn de concrete verplichtingen waar uitleners aan moeten voldoen. Een concreet voorbeeld: één van de sub-eisen over de identificatie van de arbeidskrachten (eis B1 hierboven) is dat de uitlener bij het aangaan van de arbeidsovereenkomst de identiteit van de arbeidskracht moet vaststellen. In totaal worden er 107 sub-eisen gesteld waaraan de uitlener moet voldoen. Al deze sub-eisen zijn in één van deze drie categorieën ingedeeld:
- Major: schending van een major betekent dat sprake is van een ernstige overtreding.
- Minor: schending van een minor geldt als minder ernstige overtreding die als ernstig wordt aangemerkt zodra zij niet (tijdig) wordt hersteld.
- Minor/Major: dit zijn sub-eisen die in beginsel als minor gelden, maar die als major gelden als bij een steekproef twee keer of meer een overtreding wordt geconstateerd.
De kwalificatie als minor of major is relevant bij de vraag naar de gevolgen van een overtreding; daar komen wij hierna nog op terug.
Inspectie
De inspecties naar de naleving van het normenkader zullen door private inspectie-instellingen worden uitgevoerd. Bij de aanvraag tot toelating en bij de periodieke controles stelt de inspectie-instelling een rapport op over de naleving van het normenkader door de uitlener. Aan de hand van het inspectieschema, dat is uitgewerkt in de regeling, bepaalt de inspectie-instelling welke normeisen zij zal toetsen bij de uitlener en wat de steekproefgrootte is van de te controleren dossiers.
Het uitgangspunt is dat de uitlener na toelating elke zes maanden een inspectierapport overlegt om de naleving van het normenkader te onderbouwen. De wetgever geeft echter al aan dat deze inspectiefrequentie waarschijnlijk niet direct haalbaar is en zal moeten worden opgebouwd, vanwege een beperkte capaciteit aan geschikte private inspectie-instellingen.
Gevolgen constatering overtreding normenkader
Weigering, schorsing of intrekking van een toelating zullen verstrekkende gevolgen hebben voor alle betrokkenen. Na een dergelijk besluit mag een uitlener immers niet langer arbeidskrachten ter beschikking stellen. Dit raakt naast de uitlener ook de inlener en de betrokken arbeidskrachten. Daarom heeft de wetgever aangegeven dat met de Wtta niet is beoogd om iedere misstap te bestraffen door het ter beschikking stellen van arbeidskrachten niet langer mogelijk te maken.
Bij de besluitvorming over toelating neemt de minister de algemene beginselen van behoorlijk bestuur in acht. Een zorgvuldig besluitvormingsproces brengt met zich dat een uitlener in de gelegenheid wordt gesteld om een fout bij het naleven van het normenkader te herstellen. Daarbij wordt hem een redelijke termijn gegund. Ook wordt de uitlener altijd de mogelijkheid gegeven zijn zienswijze te geven.
Concreet gezien betekent dit het volgende. Op het moment dat een private inspectie-instelling een fout bij de naleving van het normenkader constateert, vindt eerst hoor en wederhoor plaats en wordt de uitlener een redelijke termijn geboden om de fout te herstellen. Hierbij wordt gedacht aan dertig werkdagen. Bij onvoldoende herstel van de overtreding zendt de minister een voornemen tot schorsing aan de uitlener. De uitlener wordt hierbij nogmaals in de gelegenheid gesteld binnen een redelijke termijn op het voornemen te reageren en de overtreding te herstellen. Als er geen herstel wordt aangetoond, maakt de minister het besluit tot schorsing bekend. Dit besluit tot schorsing treedt echter niet direct in werking, maar pas na een termijn van uiterlijk vier weken. De duur van deze termijn hangt af van de kwalificatie als minor of major overtreding. De regeling lijkt ervan uit te gaan dat een uitlener bij een major overtreding een kortere hersteltermijn krijgt dan bij een minor overtreding, omdat een major overtreding inhoudt dat de uitlener niet voldoet aan een gespecificeerde eis die onmiddellijk een hoog risico inhoudt.
Bij geen of onvoldoende blijk van herstel zal de schorsing in werking treden. Vanaf dat moment mag geen enkele arbeidskracht meer ter beschikking worden gesteld. In het schorsingsbesluit wordt aangegeven wat de duur is van de schorsing alvorens de toelating zal worden ingetrokken indien de uitlener geen herstel aantoont. Al met al wordt de uitlener dus meermaals in de gelegenheid gesteld een overtreding te herstellen.
Slechts in bijzondere gevallen vindt directe intrekking van toelating plaats, zonder voorafgaande schorsing. In dergelijke gevallen ligt herstel van de situatie niet in de rede, bijvoorbeeld als de uitlener bij de verlening van de toelating onjuiste inlichtingen heeft verstrekt of als de uitlener op structurele basis het normenkader niet naleeft.
Reacties internetconsultatie
De regeling is van 15 maart 2024 tot en met 12 april 2024 ter internetconsultatie gelegd. In meerdere reacties, waaronder die van de ABU, wordt opgemerkt dat het normenkader onduidelijk is. Zo wordt terminologie gebruikt die open is voor interpretatie, zoals termen als ‘juist’ en ‘tijdig’. Ook moet een uitlener bij een overtreding deze met terugwerkende kracht herstellen, maar is nog onduidelijk tot hoe ver terug die plicht precies reikt. Daarnaast wordt in de reacties ingegaan op de grote administratieve last die de Wtta meebrengt voor in- en uitleners.
Inwerkingtreding en verwachtingen
Het toelatingsstelsel moet uiterlijk 1 januari 2026 van toepassing zijn op alle uitleners. Het voorstel is om deze wet per 1 januari 2025 in werking te laten treden, waardoor het uitleners mogelijk wordt gemaakt om tijdig toelating aan te vragen en de interne administratie op orde te krijgen. 1
De Wtta zal een grote administratieve druk op uitleners leggen. Ten eerste is het normenkader een uitgebreid complex aan regels dat niet alleen ziet op naleving van bestaande arbeids- en socialezekerheidswetten en fiscale wet- en regelgeving, maar ook nieuwe regels voor uitleners in het leven roept. Ten tweede is het uitgangspunt dat een uitlener elke zes maanden een inspectierapport overlegt aan de minister. Of deze frequentie gelet op de beperkte capaciteit van private inspectie-instellingen ook haalbaar is, moet nog blijken. In ieder geval is duidelijk dat de Wtta en het normenkader in de huidige vorm voor vrijwel alle uitleners én inleners in Nederland een substantiële wijziging van de manier van werken met zich meebrengen.
- 1De Wtta is inmiddels aangemeld voor plenaire behandeling in de Tweede Kamer en zal, zoals nu voorzien, in week 21 worden behandeld.