De wet bestuurlijke handhaving komt in zicht

Article
BE Law
Expertise

De laatste jaren probeert de georganiseerde criminaliteit zich meer en meer in het maatschappelijk weefsel te nestelen. Dit komt de laatste maanden nadrukkelijker in beeld, waardoor verschillende burgemeesters (opnieuw) een oproep hebben gedaan tot meer slagkracht als lokaal bestuur in het kader van bestuurlijke handhaving.

Het Kernkabinet heeft in dit kader op 9 september 2022 een voorontwerp van wet ‘betreffende de gemeentelijke bestuurlijke handhaving, de instelling van een gemeentelijk integriteitsonderzoek en houdende oprichting van een Directie Integriteitsbeoordeling voor Openbare Besturen’ goedgekeurd. De Ministerraad heeft dit voorontwerp vervolgens op 14 september 2022 in eerste lezing goedgekeurd.

Het voorontwerp bouwt verder op de tekst die de vorige regering heeft voorbereid en door een Kamerfractie als wetsvoorstel was gediend. Het voorontwerp houdt intussen ook rekening met de bekomen adviezen.

Het voorontwerp bestaat uit een aantal krachtlijnen, die hieronder worden toegelicht.

1. Lijst met gevoelige economische sectoren

Het voorontwerp voorziet in de oprichting van een Koninklijk besluit waarin ‘gevoelige’ economische sectoren en activiteiten worden opgenomen. Deze lijst wordt op basis van een risicoanalyse van de nog op te richten Directie Integriteitsbeoordeling voor Openbare Besturen (DIOB) opgesteld (zie titel 4).

De gemeenteraad van een gemeente kan op basis van dit Koninklijk besluit vervolgens een gemeentelijke politieverordening uitvaardigen. Het is aan de gemeenteraad om op basis van een risicoanalyse op gemeentelijk niveau te bepalen of het uitvaardigen van een dergelijke politieverordening al dan niet opportuun is. De risicoanalyse wordt ondernomen door de gemeenteraad in samenwerking met onder meer de politie. De politieverordening is gericht op het voorkomen en bestrijden van ondermijnende criminaliteit en bepaalt de 'gevoelige' economische sectoren en activiteiten op het grondgebied van de gemeente. De gemeentelijke politieverordening zal in het bijzonder per economische sector of activiteit bepalen binnen welke redelijke termijn de gemeente een zogenaamd integriteitsonderzoek naar die gekozen economische sectoren of activiteiten opstart en/of beëindigt.

De lijst van sectoren en activiteiten in het Koninklijk besluit is flexibel, hetgeen inhoudt dat het de gemeente vrijstaat om te bepalen voor welke op de lijst vermelde sectoren en activiteiten de gemeentelijke politieverordening zal gelden. Wanneer de lijst naderhand wijzigt en bepaalde in de gemeentelijke politieverordening opgenomen sectoren of activiteiten niet meer in het Koninklijk besluit staan vermeld, moet de gemeentelijke politieverordening daaraan worden aangepast. Een aanpassing zal ook nodig zijn wanneer de bij het Koninklijk besluit vastgestelde lijst met nieuwe sectoren en activiteiten wordt uitgebreid, en de gemeente die uitbreiding ook in de politieverordening opgenomen wil zien. In beide situaties dient de gemeente een nieuwe politieverordening te nemen, die de gemeenteraad zo spoedig mogelijk - en ten laatste twee maanden na de inwerkingtreding van het Koninklijk besluit - moet bekrachtigen.

2. Integriteitsonderzoek

Het integriteitsonderzoek heeft betrekking op de vestiging of uitbating van publiek toegankelijke inrichtingen, en in het bijzonder op de personen die in rechte of in feite met die uitbating belast zijn. Het onderzoek wordt gevoerd onder het gezag en de verantwoordelijkheid van de burgemeester.

Van zodra de betrokkene in kennis is gesteld van de start van het integriteitsonderzoek, vangt een vervaltermijn van 50 dagen aan waarbinnen het onderzoek moet worden gevoerd. Deze termijn is eenmalig verlengbaar met 30 werkdagen.

De gemeente zal in het kader van dit onderzoek verschillende databanken raadplegen (bijv. alle relevante gemeentelijke gegevensbanken en diensten), de gerechtelijke overheden en het Arrondissementele Informatie- en Expertisecentrum (ARIEC) consulteren, advies vragen aan de lokale politie en het Centraal Register van Integriteitsonderzoeken (zie titel 4) raadplegen.

Indien een gemeente na dit onderzoek van oordeel is dat dit te weinig informatie verschaft om een gemotiveerde beslissing te kunnen nemen, kan de burgemeester een adviesaanvraag richten aan de DIOB.[1]

3. Beslissing

Het college van burgemeester en schepenen of het gemeentecollege kan zich, op voorstel van de burgemeester, op de resultaten van het integriteitsonderzoek baseren om enerzijds de vestigings- of uitbatingsvergunning te weigeren (aanvraag tot vergunning) en anderzijds de vestigings- of uitbatingsvergunning te schorsen[2] voor maximum 6 maanden of op te heffen (bestaande vergunning). Indien er geen sprake is van een vestigings- of uitbatingsvergunning, kan het college van burgemeester en schepenen of het gemeentecollege op voorstel van de burgemeester de inrichting sluiten.

Alvorens deze beslissing te nemen, krijgt de betrokkene de kans om zijn verweer te voeren. Het college van burgemeester en schepenen of gemeentecollege kan in ieder geval slechts tot een van de bovenstaande beslissingen overgaan indien:

  • er een aanwijsbaar ernstig risico bestaat dat de uitbating zal worden gebruikt om voordelen, al dan niet financieel van aard, uit eerder gepleegde strafbare feiten te benutten en/of;
  • er een aanwijsbaar ernstig risico bestaat dat de uitbating zal worden gebruikt om strafbare feiten te plegen en/of;
  • er ernstige aanwijzingen zijn dat er strafbare feiten zijn gepleegd om de uitbating te exploiteren.

De gemotiveerde beslissing van het college van burgemeester en schepenen of gemeentecollege krijgt pas uitvoering na het verstrijken van een termijn van 15 kalenderdagen die ingaat de dag na de datum van kennisgeving aan de betrokkene. Wanneer een vordering tot schorsing bij uiterst dringende noodzakelijkheid wordt ingediend binnen de termijn van 15 dagen, krijgt de beslissing van het college van burgemeester en schepenen of gemeentecollege geen uitvoering voordat de verhaalinstantie uitspraak heeft gedaan.

4. Centraal register van integriteitsonderzoeken

De gemeente die een door beslist tot weigering, schorsing of opheffing van een vestigings- of uitbatingsvergunning of tot sluiting van de inrichting dient de DIOB daaromtrent te informeren (zie titel 5). De DIOB zal deze beslissing vervolgens in het Centraal Register van Integriteitsonderzoeken voor maximum vijf jaar opslaan. Het is met andere woorden de DIOB die voor de ontwikkeling en het beheer van dit Centraal Register zal instaan.

Wanneer een gemeente een integriteitsonderzoek voert kan zij zoals reeds vermeld dit Centraal Register raadplegen. De raadpleging van het Centraal Register zal tot een “hit/geen hit” resultaat leiden. Dit resultaat geeft aan of een andere gemeente al dan niet reeds een beslissing inzake de weigering, schorsing of opheffing van de vestigings- of uitbatingsvergunning of sluiting van de inrichting heeft genomen.

Het Centraal Register heeft aldus als doel om een gemeente bij te staan bij de besluitvorming aangaande de weigering, schorsing of opheffing van een vestigings- of uitbatingsvergunning of de sluiting van een inrichting.

5. DIOB

In het kader van het integriteitsonderzoek is er een bijzondere rol weggelegd voor een nog op de richten Directie Integriteitsbeoordeling voor Openbare Besturen (DIOB). Dit is een dienst van de federale Staat onder het gezamenlijk gezag van de minister van Binnenlandse Zaken en van de minister van Justitie. De DIOB staat in essentie voor de volgende taken in:

  • De DIOB zal regelmatig risicoanalyses maken over de economische sectoren en activiteiten waarbinnen ondermijnende criminaliteit zich kan manifesteren. Het doel hiervan is om een beeld te krijgen van de economische activiteiten die op een bepaald moment worden geviseerd door de ondermijnende criminaliteit als dekmantel voor hun criminele activiteiten. Voor de risicoanalyse baseert de DIOB zich onder meer op (i) de gegevens uit het Centraal Register voor Integriteitsonderzoeken (zie titel 4), (ii) de adviezen aan gemeenten en (iii) objectieve wetenschappelijke data.
  • De DIOB levert op verzoek van een gemeente een niet-bindend advies wanneer uit het integriteitsonderzoek blijkt dat verder onderzoek noodzakelijk is. Een gemeente zal evenwel slechts de vestigings- of uitbatingsvergunning kunnen weigeren, schorsen of opheffen of de inrichting kunnen sluiten na het verkrijgen van een advies van de DIOB. Dit zou “de juridische robuustheid van deze beslissing” ten goede moeten komen. De DIOB zal bij het opstellen van zijn adviezen informatie kunnen inwinnen bij o.a. de geïntegreerde politie, de fiscus, de economische inspectie en het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen.
  • Verder ontwikkelt en beheert de DIOB het Centraal Register van Integriteitsonderzoeken (zie titel 4).

De DIOB zal o.a. over een verbindings- en toezichtsmagistraat beschikken, die evenwel niet onder het gezag van de directeur of adjunct-directeur van de DIOB staan: [3]

  • De verbindingsmagistraat wordt gekozen binnen het openbaar ministerie. Dit is niet beperkt tot het parket van de procureur des Koning maar kan tevens een magistraat van het arbeidsauditoraat zijn. De verbindingsmagistraat staat onder meer in voor het ontvangen van informatie van de gerechtelijke overheden, het vrijwaren van het strafonderzoek en biedt meer waarborgen tot onafhankelijkheid ten aanzien van de lokale besturen.
  • Het takenpakket van de toezichtsmagistraat takenpakket is op dit moment nog onduidelijk en zal in een reglement van inwendige orde worden vastgelegd.

6. Instrumenten ter handhaving

Opdat de burgemeester zijn bevoegdheden inzake bestuurlijke politie effectief kan afdwingen, voorziet het voorontwerp in twee bijkomende instrumenten:

  • Enerzijds kan de burgemeester een bestuurlijke dwangsom opleggen. De burgemeester kan de dwangsom hetzij op een bedrag ineens, hetzij op een bedrag per tijdseenheid of per overtreding vaststellen. De bestuurlijke dwangsom is bedoeld als instrument om het gewenst resultaat te verkrijgen na een opgelegde bestuurlijke maatregel.
  • Anderzijds kan de burgemeester een inrichting bestuurlijk laten verzegelen nadat hij de inrichting geeft gesloten. De bestuurlijke verzegeling heeft een dubbel doel: enerzijds het beschermen van personen die toegang willen tot een inrichting en anderzijds het bieden van de mogelijkheid om een sluiting wegens een acute situatie af te dwingen en daardoor het plegen van strafbare feiten tegen te gaan.

Deze twee maatregelen moeten de bestuurlijke handhaving, in het kader van ondermijnende criminaliteit doeltreffender maken.

7. Arrondissementele informatie- en expertisecentra (ariec)

Het ARIEC biedt ondersteuning in het kader van de bestuurlijke aanpak van ondermijnende criminaliteit. Op heden bestaan er reeds drie Belgische ARIEC’s (in de provincies Antwerpen, Limburg en Namen).

Het voorontwerp voorziet in de oprichting van een ARIEC in ieder gerechtelijk arrondissement. Het ARIEC wordt binnen de diensten van de federale politie geïntegreerd (binnen de coördinatie-en steundirecties van het gerechtelijk arrondissement).

Het ARIEC zal zowel de DIOB (in het kader van de adviesvraag) en de gemeenten (in het kader van het integriteitsonderzoek) ondersteunen.

8. Besluit

Het voorontwerp van wet ‘betreffende de gemeentelijke bestuurlijke handhaving, de instelling van een gemeentelijk integriteitsonderzoek en houdende oprichting van een Directie Integriteitsbeoordeling voor Openbare Besturen’ moet de lokale besturen aldus in staat proberen te stellen om performanter tegen de georganiseerde misdaad op te treden.

Het is thans wachten op het advies van de afdeling Wetgeving van de Raad van State en van de Gegevensbeschermingsautoriteit. Wij volgen dit uiteraard verder op.

[1] De gemeente kan in ieder geval slechts de vestigings- of uitbatingsvergunning weigeren, schorsen of opheffen of de inrichting sluiten na het verkrijgen van een advies van de DIOB.

[2] De schorsing is een manier om de betrokkene een kans te geven om meer uitleg te geven of bijkomende verantwoordingselementen aan te reiken.

[3] De leiding van de DIOB ligt in handen van een directeur en adjunct-directeur. De magistraten staan evenwel onder het gezag van het college van procureurs-generaal en onder leiding van de procureur-generaal van zijn ambtsgebied.

Dit artikel is mede geschreven door David D'Hooghe in zijn hoedanigheid als partner bij Stibbe.