De schikkende pandhouder
De deur op een kier voor goederenrechtelijke partijafspraken?
De spelregels die gelden in de verhouding tussen pandhouder en pandgever houden de gemoederen in juridisch Nederland al geruime tijd bezig. In deze bijdrage wordt stilgestaan bij de bevoegdheid van de pandhouder om een verpande vordering kwijt te schelden, bijvoorbeeld in het kader van een schikking. Al in 2014 oordeelde de Hoge Raad dat die bevoegdheid, ook na mededeling van het pandrecht aan de debiteur, bij de pandgever blijft rusten. In de literatuur ontstond naar aanleiding van dit arrest veel discussie en werd de vraag opgeworpen of de pandgever deze bevoegdheid aan de pandhouder kan verlenen. In het bijzonder rees de vraag: overleeft een dergelijke afspraak een faillissement van de pandgever en kan zij jegens derden worden ingeroepen? Op 18 december 2019 beantwoordde de rechtbank Midden-Nederland die vraag bevestigend.
In deze bijdrage bespreken Marleen Jonckers en Jeroen van Eck of die beslissing juist is.
Dit artikel is gepubliceerd in het Maandblad voor Vermogensrecht 2020/9
De auteur van dit artikel is niet langer werkzaam bij Stibbe. Neem bij vragen contact op met onderstaande contactpersoon.