De beschikbaarheidsvergoeding OV en de publieke normering van bonussen en ontslagvergoedingen
De laatste jaren worden steeds vaker (subsidie)verplichtingen opgenomen in tijdelijke of permanente publiekrechtelijke regels die topinkomens, bonussen en ontslagvergoedingen normeren. Ook de Regeling specifieke uitkering beschikbaarheidsvergoeding regionale OV-concessies ('BVOV') stelt voorwaarden aan de (omvang van de) uitkering van ontslagvergoedingen, die bij overtreding leiden tot de sanctie van terugbetaling van de beschikbaarheidsvergoeding (de BVOV-sanctie).
In deze bijdrage behandelt Astrid Helstone kort de belangrijkste kenmerken van de BVOV voor zover deze relevant zijn voor de vraagstelling. Daarna plaatst zij kanttekeningen bij het in de BVOV 2020 opgenomen verbod om ontslagvergoedingen uit te keren (het vergoedingsverbod) en het in de BVOV 2021 opgenomen vergoedingsmaximum van een jaarsalaris (het vergoedingsmaximum), de verhouding tot mogelijke civielrechtelijke aanspraken op een transitievergoeding, billijke vergoeding en contractuele ontslagvergoeding en tot slot de BVOV-sanctie.
Deze verkennende bijdrage illustreert welke haken en ogen er zitten aan de BVOV, het vergoedingsverbod en het vergoedingsmaximum. Kijkend naar het bonte en onsamenhangende geheel van publiekrechtelijke regels die bonussen en ontslagvergoedingen normeren, zoals de WNT, contractuele voorwaarden van de Staat bij deelnemingen tot steunmaatregelen, en de BVOV, valt op dat al deze regels in de kern hetzelfde doel hebben, namelijk het voorkomen van misbruik en oneigenlijk gebruik van publieke middelen. Deze regels verschillen echter in opzet, personele reikwijdte en materiële normering, terwijl niet duidelijk is welke rechtvaardiging er voor deze verschillen bestaat en of de materiële norm (bijvoorbeeld een verbod of maximum) evenredig is aan het doel dat nagestreefd wordt. Dit klemt in het geval van de BVOV temeer nu de BVOV deze normen niet toelicht.
Tegen deze achtergrond bepleit Astrid dat het raadzaam is een uniform wettelijk kader op te stellen voor publiekrechtelijke regelingen met een duidelijke en consistente (i) normering van bonussen en ontslagvergoedingen (verbod of maximum); en (ii) reikwijdte van de personen die hieronder vallen. De kernelementen van een dergelijk kader zouden evenredig moeten zijn aan het doel. Uit de analyse in deze verkennende bijdrage volgt in ieder geval dat een absoluut verbod op uitkering van een ontslagvergoeding niet aan de orde kan zijn en dat de rechterlijke bevoegdheid tot toekenning van een billijke vergoeding en de wettelijke aanspraak op een transitievergoeding de basis zouden moeten zijn van een dergelijk kader.
Klik hier voor de bijdrage van A.M. Helstone, ‘De beschikbaarheidsvergoeding ov en de publieke normering van bonussen en ontslagvergoedingen’, TRA 2022/49