De amicus curiae in het bestuursrecht wettelijk verankerd: experimenteren maar!
De amicus curiae is een instrument van de rechter om anderen dan procespartijen opmerkingen te laten maken in een procedure.4 De Commissie rechtseenheid bestuursrecht bepleitte in 2016 een eenvoudige en summiere wettelijke regeling voor de amicus curiae.5 Ook het onderzoek van de ABRvS, waarin de drie experimenten werden geëvalueerd, beveelt aan om in de Awb een bepaling op te nemen waarin de hoogste bestuursrechters de bevoegdheid wordt toegekend om de amicus curiae in te zetten.6 De voorzitter van de ABRvS heeft vervolgens mede namens de presidenten van de andere drie hoogste bestuursrechters de minister voor Rechtsbescherming verzocht om wettelijke verankering van de amicus curiae. Tijdens de viering van 25 jaar Awb op 8 februari 2019 kondigde de Minister aan daartoe over te gaan, waarna een conceptwetsvoorstel volgde. In de periode van 10 oktober 2019 tot 5 december 2019 heeft een internetconsultatie over een conceptwetsvoorstel plaatsgevonden waarin de amicus curiae een wettelijke basis heeft gekregen. Naar aanleiding van de consultatie zijn vijf reacties binnengekomen. Op 8 mei 2020 is de ministerraad akkoord gegaan met het wetsvoorstel waarna het ter advies aan de Raad van State is aangeboden. De Raad van State heeft op 10 juni 2020 zijn advies uitgebracht. Het is nu wachten op het moment dat de regering het wetsvoorstel bij de Tweede Kamer indient. Het wetsvoorstel behelst een toevoeging van een nieuwe afdeling 8.1.2b Awb met een nieuw artikel 8:12b Awb. In deze bijdrage staat de vraag centraal hoe deze bepaling kan worden gewaardeerd in het licht van de observaties in de eerder verschenen literatuur en de aanbevelingen uit het Evaluatieonderzoek ABRvS. Daarbij is de amicus curiae voor ons een gegeven en stellen wij de figuur als zodanig niet ter discussie. Dat neemt niet weg dat de inzet van de amicus curiae negatieve bijwerkingen kan hebben zoals lobbyisme en verlenging van de doorlooptijden. Bij de vormgeving van de procedure kan hiermee rekening worden gehouden; tot een principieel afwijzen van de figuur hoeven zij niet te leiden. Het geïntroduceerde artikel 8:12b Awb bevat een zeer summiere basisregeling voor de amicus curiae die vooral de ruimte laat voor de bestuursrechter om ervaring op te doen met het instrument. Enige terughoudendheid over de verwachtingen van de regeling is dan ook op haar plaats. Er liggen namelijk nog veel zaken open. Nadere regels kunnen worden neergelegd in de procesreglementen. Wat dient beslissend te zijn bij een nadere vormgeving van de procedure en de keuzes die daarbij moeten worden gemaakt? De doelstelling van de amicus curiae zal hier het vanzelfsprekende aanknopingspunt zijn. Die is volgens de regering gelegen in het bevorderen van de rechtsontwikkeling en de rechtseenheid. Wij merken hier alvast op dat het wat ons betreft een gemis is dat de regering geen oog heeft voor het oogmerk van rechtsbescherming, waaraan de amicus curiae eveneens een bijdrage kan leveren, hoewel daarvoor in de literatuur wel uitdrukkelijk aandacht is gevraagd. Met name belangenorganisaties die als amicus curiae optreden, kunnen vanuit rechtsbeschermingsoogpunt van toegevoegde waarde zijn voor bovenindividuele belangbehartiging. Verder kan het doel van rechtsbescherming bepalend zijn voor bijvoorbeeld nog openstaande vragen naar de omvang van de betrokkenheid van de amici curiae in de procedure, zo zal in deze bijdrage duidelijk worden.
In deze publicatie analyseren Tom Barkhuysen en Niels JAk het nieuwe artikel 8:12b Awb worden. Voordat zij daaraan toekomen, is het nuttig om de voorgestelde wettelijke bepaling integraal op te nemen.
Dit artikel is gepubliceerd in het Nederlands Tijdschrift voor Bestuursrecht 2020/7.