De Afdeling herhaalt haar jurisprudentie: bij een ‘verdachte’ rechtspersoon komt het zwijgrecht in beginsel alleen toe aan de bestuurders van die rechtspersoon

Article
NL Law

De uitspraak van 21 augustus 2019 (ECLI:NL:RVS:2019:2801) betreft werknemers van een asbestverwijderingsbedrijf die bezig zijn met werkzaamheden in een pand. Na een melding van het asbestverwijderingsbedrijf zelf, vindt een inspectie plaats. Na een gesprek met de werknemers constateert de inspecteur dat sloopwerkzaamheden worden verricht, terwijl er in het pand asbesthoudende materialen zijn die nog niet zijn verwijderd. Het bedrijf krijgt om die reden een boete op grond van artikel 4.48a lid 1 Arbobesluit. 

De uitspraak van 21 augustus 2019 (ECLI:NL:RVS:2019:2801) betreft werknemers van een asbestverwijderingsbedrijf die bezig zijn met werkzaamheden in een pand. Na een melding van het asbestverwijderingsbedrijf zelf, vindt een inspectie plaats. Na een gesprek met de werknemers constateert de inspecteur dat sloopwerkzaamheden worden verricht, terwijl er in het pand asbesthoudende materialen zijn die nog niet zijn verwijderd. Het bedrijf krijgt om die reden een boete op grond van artikel 4.48a lid 1 Arbobesluit. Aan de boete ligt onder andere een verklaring van de werknemer van het asbestverwijderingsbedrijf ten grondslag.

Bij de Afdeling staat de vraag centraal of de verklaring van een werknemer als bewijs mag dienen. Het asbestverwijderingsbedrijf vindt van niet aangezien de toezichthouder de werknemer niet op zijn zwijgrecht heeft gewezen en daarmee de cautieplicht, neergelegd in artikel 5:10a lid 2 Awb, zou zijn geschonden. De Afdeling kiest echter een lijn die zij in eerdere rechtspraak al heeft uitgestippeld:

"Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (uitspraak van 27 juni 2018, ECLI:NL:RVS:2018:2115), volgt uit artikel 5:10a van de Awb dat de cautieplicht bestaat wanneer naar objectieve maatstaven door een redelijk waarnemer kan worden vastgesteld dat de betrokkene wordt verhoord met het oog op het aan hem opleggen van een bestraffende sanctie. Blijft in een zodanig geval de cautie ten onrechte achterwege, dan kan de verklaring van de betrokkene in de regel niet worden gebruikt als bewijs voor de feiten die aan de sanctie ten grondslag zijn gelegd. Verder komt bij boeteoplegging aan een rechtspersoon het zwijgrecht, waarop door een cautie moet worden gewezen, slechts toe aan de bestuurders (zie onder meer de uitspraak van 27 januari 2010, ECLI:NL:RVS:2010:BL0746)."

Aangezien de werknemer geen bestuurder is van het asbestverwijderingsbedrijf had de toezichthouder niet de plicht om de cautie aan de werknemer te geven. De verklaring mocht dienen als bewijs

Dilemma voor de werknemers

Naast de constatering dat het zwijgrecht uitgehold kan worden als toezichthouders via werknemers allerlei informatie verkrijgen die zij anders niet zouden hebben gekregen van de werkgever/bestuurder(s), brengt het de werknemers in de praktijk ook voor een lastig dilemma: de werknemer is op grond van artikel 5:20 Awb verplicht om medewerking te verlenen aan de toezichthouder. Hem komt geen beroep op het zwijgrecht toe en het weigeren van medewerking is nota bene strafbaar. Niet meewerken lijkt daarom geen optie. Echter, wel meewerken kan ook ongunstig uitpakken voor de werknemer. Het zal de werknemer immers niet in dank worden afgenomen bij de werkgever als hij belastende verklaringen aflegt over de 'verdachte' rechtspersoon. Arbeidsrechtelijke consequenties zijn voor de werknemer dus niet uit te sluiten.

Zijn er uitzonderingen?

Is het gevolg van deze rechtspraak dat werknemers altijd verplicht zijn om antwoord te geven op vragen van toezichthouders? Het antwoord is nee. In drie situaties komt de werknemer het zwijgrecht namelijk wel toe en zal de toezichthouder de cautie moeten geven:

  1. Indien de werknemer tevens bestuurder is van de verdachte rechtspersoon (dit bleek al uit het voorgaande)
  2. Indien de werknemer persoonlijk risico loopt op een bestraffende sanctie. Dit zal het geval zijn als de werknemer als opdrachtgever of als feitelijk leidinggevende heeft opgetreden bij de overtreding (artikel 5:1 lid 3 Awb)
  3. Indien de wet het zwijgrecht expliciet toekent aan werknemers. Dit is bijvoorbeeld gebeurt in artikel 12i Instellingswet Autoriteit Consument en Markt. Hierin is bepaald dat het zwijgrecht niet alleen toekomt aan bestuurders, maar aan alle voor de marktorganisatie werkzame natuurlijke personen.