Bezoldigingsbeleid en bezoldigingsverslag onder het Wetsvoorstel Implementatie herziene aandeelhoudersrechtenrichtlijn

Article
NL Law

Op 2 april 2019 heeft de Tweede Kamer het wetsvoorstel Implementatie herziene aandeelhoudersrechtenrichtlijn, samen met enkele Amendementen rondom het bezoldigingsbeleid en het bezoldigingsverslag, aangenomen. Er bleken enkele onduidelijkheden te zijn in de praktische uitwerking van enkele Amendementen. Na vragen door de Eerste Kamercommissie heeft de minister daarop geantwoord in de op 27 juni 2019 verschenen Memorie van antwoord. In dit bericht behandelen wij de Amendementen, de gerezen onduidelijkheden daarbij en de antwoorden van de minister.

Zie voor meer informatie over dit wetsvoorstel ook onze Webtool en onze nieuwsberichten van 5 april 2019 en 29 januari 2019

Bezoldigingsbeleid

Voor beursvennootschappen lijkt het meest vergaand te zijn het Amendement waarbij in art. 2:135a lid 2 (nieuw) BW is bepaald dat voor het besluit van de algemene vergadering tot vaststelling van het bezoldigingsbeleid een meerderheid van ten minste drie vierden van de uitgebrachte stemmen vereist is, tenzij de statuten een volstrekte meerderheid toelaten. Dit Amendement maakt het volgens de toelichting gemakkelijker voor aandeelhouders om wijzigingen in het bezoldigingsbeleid tegen te houden. Uit de toelichting bij het Amendement blijkt echter niet of vennootschappen een afwijking van de drie vierden meerderheid van de uitgebrachte stemmen expliciet in hun statuten moeten opnemen of dat een meer algemene bepaling in de statuten waarin is opgenomen dat besluiten van de algemene vergadering worden genomen met een gewone meerderheid van de stemmen volstaat. De minister heeft verduidelijkt dat beursvennootschappen een dergelijke afwijking inderdaad expliciet in de statuten moeten opnemen. De minister heeft verder bevestigd dat het besluit om een expliciete afwijking van de wettelijke regeling in de statuten op te nemen kan worden genomen met gewone meerderheid (en dus niet ook met tenminste drie vierden meerderheid), tenzij in de statuten zelf voor een besluit tot statutenwijziging een versterkte meerderheid nodig is.

Een volgend Amendement bepaalt in art. 2:135a lid 3 (nieuw) BW dat het voorstel tot vaststelling van het bezoldigingsbeleid pas aan de algemene vergadering wordt aangeboden, nadat de ondernemingsraad de gelegenheid heeft gekregen om over dit beleid advies uit te brengen. Indien het voorstel dat aan de algemene vergadering wordt aangeboden afwijkt van het advies van de ondernemingsraad wordt tevens een schriftelijke onderbouwing voor deze afwijking aangeboden aan de algemene vergadering. De voorzitter van de ondernemingsraad of een door hem aangewezen lid daarvan kan het advies van de ondernemingsraad in de algemene vergadering toelichten. Deze regeling is van toepassing op beursvennootschappen. Voor niet-beursgenoteerde NV's blijft op grond van art. 2:135 lid 2 BW gelden dat de ondernemingsraad een standpunt kan bepalen ten aanzien van het voorstel tot vaststelling van het bezoldigingsbeleid.

Daarnaast worden in art. 2:135a lid 5 sub ca (nieuw) BW nieuwe eisen gesteld aan de inhoud van het bezoldigingsbeleid van beursvennootschappen. Volgens de toelichting bij het Amendement moeten deze eisen het bezoldigingsbeleid meer stakeholder georiënteerd maken. Het bezoldigingsbeleid moet een toelichting bevatten op de wijze waarop in het bezoldigingsbeleid rekening is gehouden met i) de identiteit, missie en waarden van de vennootschap en de daarmee verbonden onderneming, ii) de bezoldigingsverhoudingen binnen de vennootschap en de daarmee verbonden onderneming, en (iii) het maatschappelijk draagvlak. De toelichting bij het Amendement stelt dat in het bezoldigingsverslag – waar de vennootschap ingaat op de wijze waarop het totale bedrag van de bezoldiging strookt met het bezoldigingsbeleid – zou moeten worden aangegeven op welke wijze met het voorgaande rekening is gehouden. 

Bezoldigingsverslag

Ten aanzien van het bezoldigingsverslag is bepaald dat ook kleine en middelgrote beursvennootschappen het bezoldigingsverslag ter adviserende stemming aan de algemene vergadering moeten gaan voorleggen. In het wetsvoorstel was nog voorzien in een uitzondering voor deze groep.

Ter signalering merken wij nog op dat voor de inhoud van het bezoldigingsverslag ook van belang zijn de begin dit jaar door de Europese Commissie geconsulteerde concept richtsnoeren om te komen tot een meer gestandaardiseerde presentatie van de bezoldigingsverslagen van Europese beursvennootschappen.

Het automatisch deel uitmaken van de remuneratiecommissie van commissarissen die op aanbeveling van de OR zijn benoemd 

De Tweede Kamer heeft ten slotte ingestemd met het Amendement dat in een nieuw artikel 2:160a BW voor structuurvennootschappen bepaalt dat indien in de statuten is bepaald dat de raad van commissarissen conform art. 2:135 lid 4 BW de beloning van bestuurders vaststelt en uit zijn midden een remuneratiecommissie heeft ingesteld om de besluitvorming daaromtrent voor te bereiden, de commissarissen die door de ondernemingsraad zijn voorgedragen automatisch deel uitmaken van deze remuneratiecommissie. Op deze manier krijgen "OR-commissarissen" die op aanbeveling van de ondernemingsraad zijn benoemd volgens de toelichting bij het Amendement meer grip op de inhoud van het voorstel tot wijziging van het bezoldigingsbeleid. De wettekst leek door gebruik te maken van de bewoordingen "een persoon" te suggereren dat het afdoende zou zijn dat slechts één OR-commissaris deel zou uitmaken van de remuneratiecommissie. De bedoeling is echter dat alle OR-commissarissen deel uitmaken van die commissie, aldus de minister in de Memorie van antwoord. Het bevreemdt overigens dat deze bepaling van toepassing is op alle structuur-NV's en niet alleen op beursgenoteerde structuurvennootschappen. De bepaling is vooralsnog niet van overeenkomstige toepassing verklaard op structuur-BV's.

Timing

Het wetsvoorstel is momenteel in behandeling bij de Eerste Kamer. Op 27 juni 2019 is de Memorie van antwoord gepubliceerd. De Eerste Kamercommissie heeft op 2 juli 2019 besloten dat de inbreng voor het Nader voorlopig verslag plaatsvindt op 10 september 2019. Aangezien de richtlijn uiterlijk op 10 juni 2019 zou moeten zijn geïmplementeerd gaan wij er vanuit dat de wet nog voor 1 januari 2020 in werking zal treden. Op korte termijn zullen wij nader ingaan op de praktische implicaties van het wetsvoorstel.

Mark up

Voor de leesbaarheid van de nieuwe regeling hebben wij een Mark up van Boek 2 BW gemaakt, zoals dat zou luiden na (ongewijzigde) implementatie van het wetsvoorstel tot implementatie van de Herziene Aandeelhoudersrechtenrichtlijn. Ook de aangenomen Amendementen zijn hierin verwerkt. De voorgestelde wijzigingen zijn weergegeven in het rood.