Beperk de Wwft-meldplicht tot verdachte transacties
In oktober 2022 heeft minister Kaag het wetsvoorstel Wet plan van aanpak witwassen bij de Tweede Kamer ingediend. Dit voorstel strekt tot wijziging van de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme (Wwft). In het voorstel is ten onrechte geen verhoging van de meldingsdrempel voor financiële instellingen opgenomen. De minister houdt het meldsysteem het liefst "zo laagdrempelig mogelijk". Maar dat is nou precies het probleem.
Op grond van de Wwft dient een instelling een verrichte of voorgenomen 'ongebruikelijke' transactie bij de FIU te melden. Wanneer is sprake van zo'n ongebruikelijke transactie? Als een objectieve indicator van toepassing is, zoals het gebruik van een creditcard bij €15.000 of meer, of indien sprake is van de subjectieve indicator. Dat is een transactie waarbij de instelling aanleiding heeft om te veronderstellen dat deze verband kan houden met witwassen of financieren van terrorisme.
Het is een brede en open norm. De niet-naleving van de meldplicht levert een economisch delict op. Vanwege het actuele strafrechtelijke vervolgingsklimaat pleegt men het advies van DNB om reeds bij twijfel te melden ter harte te nemen. Het is daarom niet verrassend dat juist de subjectieve indicator voor een hele berg meldingen bij de FIU zorgt. Een berg die door capaciteitsgebrek bij de FIU gestaag blijft groeien.
Tegelijkertijd krijgt de financiële sector nog steeds het verwijt dat de kwaliteit van de meldingen te laag zou zijn. Een oplossing zou de gegevensuitwisseling tussen banken moeten zijn, maar dat is een voorstel waar om privacy redenen veel kritiek op is.
Een oplossing die niet in het wetsvoorstel terugkomt is de aanbeveling van DNB uit het rapport Van herstel naar balans om alleen 'verdachte' transacties te melden. Volgens DNB zou juist dit de kwaliteit van de meldingen verhogen en het aantal meldingen verlagen. Daarnaast zou Nederland internationaal meer in de pas lopen. Deze hogere melddrempel geldt namelijk in verreweg de meeste landen en wordt ook in de Europese anti-witwasrichtlijnen gehanteerd.
De minister stapt in haar schriftelijke reactie op het DNB-rapport te gemakkelijk over deze argumenten heen. Zij houdt vast aan de gedachte dat de FIU beter in staat is om te bepalen of een transactie verdacht is. Dat wás oorspronkelijk inderdaad de gedachte van de wetgever ten tijde van de invoering van onze anti-witwaswetgeving. Inmiddels is het echter 2023 en is Nederland vele transactiemeldingen en ervaringen verder. Tijd dus voor een gegronde heroverweging van de meldnorm.