Belang van criterium 'ondergeschikte aard' bij wijziging aanvraag omgevingsvergunning.
Een aanvraag voor een omgevingsvergunning voor milieu na een ontwerpbesluit kan alleen zonder nieuw ontwerpbesluit worden gewijzigd als de wijziging van ondergeschikte aard is dan wel aannemelijk is dat daardoor geen derden worden benadeeld -> belang van criterium ‘ondergeschikte aard’?
Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen, in onder meer de uitspraken van 21 augustus 2013, ECLI:NL:RVS:2013:793 en 27 november 2013, ECLI:NL:RVS:2013:2139, moet bij de totstandkoming van besluiten op aanvraag die ingevolge artikel 3.10 van de Wabo worden voorbereid met de uniforme openbare voorbereidingsprocedure, zoals neergelegd in afdeling 3.4 van de Awb, in beginsel op de aanvraag worden beslist zoals die is ingediend en met het ontwerp van het besluit ter inzage is gelegd. Na het ter inzage leggen van het ontwerpbesluit is het niet meer geoorloofd de aanvraag nog te wijzigen en aan te vullen zonder dat een nieuwe ontwerpbesluit ter inzage wordt gelegd, tenzij de wijziging van ondergeschikte aard is dan wel aannemelijk is dat daardoor geen derden worden benadeeld.
Gelet op de hiervoor in 5.1 weergegeven wijzigingen van de aanvraag ten opzichte van het in 2014 ter inzage gelegde ontwerpbesluit, die gepaard zijn gegaan met wezenlijke aanpassingen in de aan het project ten grondslag liggende ruimtelijke onderbouwing alsmede met diverse aanvullende onderzoeksrapporten over onder meer geluid, geur, luchtkwaliteit en stikstofdepositieberekeningen, is de Afdeling van oordeel dat de aangebrachte wijzigingen niet van ondergeschikte aard zijn. Evenmin is aannemelijk dat door de aangebrachte wijzigingen in het project geen derden worden benadeeld, reeds omdat – naar niet in geschil is – een van de wijzigingen ziet op verplaatsing van de fakkelinstallatie in de richting van omliggende woningen en niet is uitgesloten dat omwonenden geluidsoverlast en lichthinder van het gebruik van de fakkelinstallatie zullen ondervinden.
(…)
Dat volgens het college van gedeputeerde staten met het besluit van 7 juni 2018 iedere mogelijke toename van overlast door de verplaatsing van de fakkelinstallatie wordt uitgesloten, hetgeen overigens door de stichting en andere nadrukkelijk en gemotiveerd is betwist, laat onverlet dat de overige wijzigingen in het bij besluit van 20 februari 2018 vergunde project zodanig omvangrijk en wezenlijk zijn, dat reeds daarom het ontwerp van het te nemen besluit ter inzage had moeten worden gelegd.
Klik hier voor de noot onder de uitspraak.
Auteur: Anna Collignon
Bron: M en R 2019/33
Publicatiedatum: maart 2019