Asbestveilig Vlaanderen 2040: u inventariseert toch ook?
De Vlaamse regering keurde in haar superministerraad een Actieplan Asbestafbouw goed. De acties zullen zowel voor eigenaars, notarissen, publieke overheden als bouwpromotoren gevolgen hebben. Lees er hier meer over.
Over de zogenaamde superministerraad van 20 juli 2018 is al heel wat inkt gevloeid. Vooral de dossiers die bij nader inzien nog enige rijpingstijd vergden (om de mazoutketelbeperking en het eventueel statiegeld voor plastic verpakkingen niet te noemen) kwamen in de berichtgeving aan bod.
Een minder belichte beslissing is de goedkeuring van het "Actieplan Asbestafbouw". Met dit actieplan wil de Vlaamse Regering verdere maatregelen nemen om Vlaanderen tegen 2040 asbestveilig te maken. Wij gingen voor u na waaruit deze maatregelen bestaan en welke impact ze op u kunnen hebben.
Recap: wat is asbest en waarom zijn maatregelen nodig?
Asbest en gebruikstoepassingen
Asbest is een verzamelnaam voor natuurlijke kristallijne silicamineralen die bestaan uit naaldachtige vezels. Hoewel asbestproducten al sinds de oudheid bestaan, werden ze pas vanaf de 20e eeuw op grote schaal industrieel vervaardigd. Hun brandwerende kwaliteiten, isolerende werking, sterk en slijtvast karakter en goedkope productie maakten asbestproducten bijzonder populair als bouwmaterialen.
Bekende toepassingen, zoals asbestcement (gebruikt voor onder meer golfplaten) en spuitasbest (gebruikt als isolatiemateriaal), zijn nog steeds alomtegenwoordig in Vlaanderen. De piekperiode voor gebruik van asbesttoepassingen was de periode van 1955 en 1985.
Impact van asbest op de gezondheid en wetgevend optreden
Langzaam maar zeker werd evenwel duidelijk dat vrijgekomen asbestvezels bij inademing ernstige schade aan de gezondheid kunnen veroorzaken. De vezels kunnen diep in de longen binnendringen en nog zeer lang, tot wel 40 jaar na de blootstelling, ernstige ziekten veroorzaken.
Vanaf het einde van de jaren '70 nam de overheid dan ook maatregelen om de blootstelling aan asbestproducten te verhinderen.
- Een totaal verbod op de productie, het op de markt brengen en het gebruik van asbestproducten kwam er met het KB van 23 oktober 2001 tot beperking van het op de markt brengen en van het gebruik van bepaalde gevaarlijke stoffen en preparaten (asbest). Dit verbod op nieuwe toepassingen vormde evenwel geen "instant"-oplossing voor het asbestprobleem. Reeds geïnstalleerde asbesttoepassingen mochten immers blijven tot ze werden verwijderd of aan vervanging toe waren.
- Voor het enorme bestaande asbestpassief dat achterbleef na het verbod op nieuwe toepassingen - in Vlaanderen geschat op meer dan 2 miljoen ton aan asbesttoepassingen - waren dan ook beheersmaatregelen nodig. Zo voorziet de federale arbeidswetgeving bijvoorbeeld in een verplichting voor werkgevers om een asbestinventaris op te stellen en jaarlijks een inspectie te laten uitvoeren van de staat van de asbesthoudende materialen.
- Ook de Vlaamse afvalwetgeving houdt maatregelen in, zoals een algemene verplichting tot het zoveel mogelijk beperken van asbestemissies bij vervoer van afvalstoffen, of de verplichting om asbestafval afzonderlijk van ander sloopafval op te slaan en af te voeren.
Tweede blootstellingsgolf
Vandaag, 17 jaar na het totaalverbod, dreigt een nieuwe blootstellingsgolf. Vele asbesttoepassingen dateren van de piekperiode en zijn 30 à 60 jaar oud. Deze materialen zijn door het natuurlijke verwerings- en verouderingsproces stilaan aan het degraderen. De kans dat er asbestvezels loskomen en zich verspreiden, neemt toe. Hoe slechter de toestand van het materiaal, hoe hoger ook de beheers- en verwijderingskosten.
Omwille van de mogelijke gezondheids- en milieurisico's van verwerende en verouderde asbesthoudende materialen in en rondom gebouwen en infrastructuur, heeft de Vlaamse Regering daarom een nieuw Actieplan Asbestafbouw goedgekeurd. Daarnaast zijn wijzigingen aan meerdere decreten in het vooruitzicht gesteld.
Voorgestelde asbestafbouwende maatregelen
Het Actieplan Asbestafbouw bevat een aantal maatregelen om te komen tot een versnelde asbestafbouw in Vlaanderen.
Er gelden prioritaire doelgroepen (nl. scholen, publieke gebouwen, land- en tuinbouw en residentiële gebouwen) en prioritaire asbesthoudende materialen (nl. asbestcementen daken en gevels, die ongeveer 90% van het te verwijderen asbestpassief uitmaken, en niet-hechtgebonden asbesttoepassingen). In eerste instantie wil de Vlaamse Regering het asbestpassief in kaart brengen via inventarisatie. Vervolgens is de verwijdering dan wel het veilig beheer van risicovolle asbestmaterialen tegen 2040 vooropgesteld.
1. Inventarisplicht
De maatregel die voor de burgers de grootste impact zal hebben, is de geplande inventarisatieplicht. Voor werkgevers bestaat reeds een inventarisatieplicht, maar deze betreft slechts ten hoogste 15% van de gebouwen die potentieel asbest kunnen bevatten, d.w.z. gebouwen van vóór 2001. Om het asbestpassief in kaart te brengen, alsook om eigenaars, professionelen, hulpdiensten en toezichthouders te informeren, beschermen en sensibiliseren, wordt een algemene inventarisatieplicht opgelegd voor gebouwen die dateren van vóór 2001.
Asbestinventarisattest
Tegen 1 januari 2032 moet elk gebouw van vóór 2001 over een asbestinventarisattest beschikken. Een dergelijk attest wordt verleend nadat een asbestinventaris, opgemaakt door een erkend asbestdeskundige, is opgemaakt. De asbestinventaris zal onder meer een opsomming van de aangetroffen asbestmaterialen moeten bevatten, alsook een risico-evaluatie. De OVAM zal een centrale databank beheren waarin alle asbestinventarissen dienen te worden bewaard.
Bovendien zal reeds vóór 1 januari 2032 een asbestinventarisattest voorhanden moeten zijn bij elke overdracht van een gebouw daterend van vóór 2001. De Vlaamse Regering beoogt een systeem vergelijkbaar met dat van de bodemattesten. De eigenaar dient een geldig asbestinventarisattest te kunnen voorleggen voorafgaand aan de onderhandse verkoopovereenkomst over het onroerend goed. De inhoud van het attest zal moeten worden opgenomen in de onderhandse én authentieke akte.
Indien een overdracht plaatsvindt in strijd met deze verplichtingen, kan de koper de nietigheid vorderen.
De inwerkingtreding van deze verplichting zal, volgens de toelichting bij het ontwerpdecreet, afhankelijk zijn van het operationeel worden van de databank asbestinventarisatie en van het certificatiesysteem van asbestdeskundigen.
Het voorgestelde systeem legt aldus een bijkomende informatieplicht op aan de verkopers van onroerende goederen. Vergelijkbaar met de verplichtingen in het kader van het Bodemdecreet, geldt de bijkomende informatieplicht enkel voor "risicogebouwen". Bij asbest gaat het dan om gebouwen die dateren van vóór 2001. In Vlaanderen gaat het op het eerste gezicht om heel wat gebouwen. Te verwachten valt dus dat veel verkopers bijkomende kosten zullen moeten maken bij de verkoop van hun goed. Het voordeel voor de koper is dan weer dat deze met meer kennis van zaken een gebouw zal verwerven en aldus beter beschermd is tegen de onverwachte kosten die een toekomstige asbestverwijdering met zich kan meebrengen.
2. Versnelde verwijdering voor publieke gebouwen
Een andere grote pijler in het Actieplan Asbestafbouw is de versnelde verwijdering, die enkel verplichtingen meebrengt voor eigenaars van publieke gebouwen.
- Publieke gebouwen als voorbeeld: gefaseerde verwijderingsplicht
Eigenaars van publieke gebouwen die dateren van vóór 2001 zullen in een eerste fase (tegen 1 januari 2034) alle eenvoudig bereikbare niet-hechtgebonden asbestmaterialen alsook alle asbestcementproducten (dak- en gevelbekleding, dakgoten, etc.) die zich aan de buitenzijde van het gebouw bevinden, moeten verwijderen.
In een tweede fase, nl. tegen 1 januari 2040, moeten ze gebouwen daterend van vóór 2001 "asbestveilig" maken en houden. "Asbestveilig" betekent dat er bij een normaal gebruik geen blootstellingsrisico kan ontstaan.
- Niet-publieke gebouwen: aanmoediging
Het ontwerpdecreet bevat geen versnelde verplichtingen voor eigenaars van niet-publieke constructies. Het Actieplan voorziet voor die doelgroep een maximale aanmoediging via flankerend beleid, zoals sensibilisering en ondersteuning van private marktinitiatieven.
3. Asbestmateriaal te verwijderen bij werken
Voor alle gebouwen, zowel publieke als private, voorziet het ontwerpdecreet in een verplichting om bij onderhouds-, herstellings- of ontmantelingswerken de asbestmaterialen die door de werken eenvoudig bereikbaar worden, te verwijderen. De doelstelling van deze maatregel is niet om volledig asbestvrije gebouwen te creëren, maar wel om een asbestveilige toestand tot stand te brengen. De verplichting geldt daarom alleen voor door werken vrijgekomen materialen.
Bovendien geldt een algemene verplichting om asbesthoudende materialen die niet eenvoudig bereikbaar zijn of geen risico vormen, veilig te beheren in afwachting van verwijdering.
4. Geïntegreerde aanpak asbestafbouw en sloopbeheer
Tot slot voorziet het Actieplan Asbestafbouw in een integratie van de asbestafbouw en de regelgeving over sloopbeheer. Dit moet zorgen voor een volledige tracering en beheer van asbest tijdens de gebruiksfase of bij de sloop van gebouwen en infrastructuur.
Besluit
Om de gezondheidsrisico's die voortvloeien uit de veroudering van het nog aanwezige asbestpassief in Vlaanderen te beperken, heeft de Vlaamse Regering op 20 juli 2018 een Actieplan Asbestafbouw goedgekeurd.
De maatregelen verdelen de lasten onder verschillende betrokkenen:
- eigenaars van gebouwen die dateren van vóór 2001 moeten binnen afzienbare termijn een asbestinventarisattest voorzien bij elke overdracht van een gebouw, te vergelijken met de bodemattestverplichting uit het Bodemdecreet;
- notarissen zullen bij de overdracht van gebouwen een bijkomende toezicht moeten uitvoeren, nl. op de aanwezigheid van een asbestinventarisattest;
- voor eigenaars van publieke gebouwen is daarenboven een actieve verwijderingsplicht voorzien (met nog even respijt);
- in de bouwsector zal rekening te houden zijn met bijkomende verplichtingen wanneer er sloopwerken plaatsvinden in gebouwen van vóór 2001.
Met alle voorgestelde maatregelen hoopt Vlaanderen tegen 2040 verlost te zijn van een belangrijk deel van de naar schatting meer dan 2 miljoen ton asbesthoudende materialen die nog in gebouwen en infrastructuren aanwezig zijn.