Afwijzing van verzoek om toepassing van ambtshalve bevoegdheid is een besluit

Article
NL Law
Expertise

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State gaat om: een verzoek van een belanghebbende aan een bestuursorgaan om gebruik te maken van een ambtshalve bevoegdheid levert een aanvraag op in de zin van artikel 1:3 lid 3 Algemene wet bestuursrecht en de reactie daarop een besluit in de zin van artikel 1:3 lid 1 Awb.

Met haar uitspraak van 10 april 2024 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State haar jurisprudentie gewijzigd als het gaat om ambtshalve besluiten (ECLI:NL:RVS:2024:1508). Een ambtshalve besluit is een besluit waarbij een bestuursorgaan zonder dat daaraan een aanvraag ten grondslag ligt een besluit neemt. In dit concrete geval ging het om een besluit van de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap omtrent het schrappen van een monument uit het Rijksmonumentenregister. Artikel 3.4 van de Erfgoedwet bepaalt dat de minister ambtshalve wijzigingen kan aanbrengen in het rijksmonumentenregister. Appellanten in deze zaak hadden de minister verzocht om een tweetal monumenten aan de Oude Rijksweg 457 en 457a in Rouveen te schrappen als monument uit het Rijksmonumentenregister. De minister had het bezwaar tegen de afwijzing ervan niet ontvankelijk verklaard volgens eerdere jurisprudentie van de Afdeling (ECLI:NL:RVS:2015:3040) dat het niet mogelijk is om een aanvraag in te dienen omdat de bevoegdheid om een monument aan te wijzen een ambtshalve beslissing is. 

De Afdeling komt nu terug van die jurisprudentie. Zij oordeelt dat uit de systematiek van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) volgt dat indien een ambtshalve beschikking een beschikking is, het verzoek van een belanghebbende om een zodanige beschikking te nemen, een aanvraag is in de zin van artikel 1:3 lid 3 Awb en dat uit artikel 1:3 lid 2 Awb volgt dat een afwijzing van een dergelijke aanvraag een beschikking is. De Afdeling wijst er nog op dat de enkele toelichting in de Memorie van Toelichting bij de Erfgoedwet dat een verzoek niet de status van aanvraag heeft onvoldoende is om af te wijken van de systematiek van de Awb. Het was namelijk juist de bedoeling van de wetgever dat het niet meer mogelijk zou moeten zijn voor belanghebbenden om onroerende zaken als monument aan te wijzen en daartoe een verzoek te doen, hetgeen dus door de Afdeling wordt genegeerd. Ook wijst de Afdeling nog op de rechtsmachtsverdeling tussen de burgerlijke rechter en de bestuursrechter: het zou onwenselijk zijn dat een belanghebbende tegen de ambtshalve wijziging van het register bij de bestuursrechter moet opkomen, maar tegen de weigering daarvan bij de burgerlijke rechter.

Waarom de Afdeling nu precies omgaat wordt uit deze uitspraak niet duidelijk. De Afdeling gaat ook niet in op een mogelijk tegenargument tegen haar redenering, namelijk dat een weigering om ambtshalve een besluit te nemen geen rechtsgevolg heeft omdat alleen het nemen van een ambtshalve besluit rechtsgevolg heeft.

Hoe dan ook, deze uitspraak heeft ook gevolgen voor andere ambtshalve besluiten. Wil de wetgever expliciet uitsluiten dat bestuursrechtelijke rechtsbescherming openstaat tegen de weigering om een ambtshalve besluit te nemen, dan moet hij dat besluit dus op de ‘negatieve lijst’ van artikel 8:5 Awb plaatsen.

Dit bericht is ook verschenen op mr-online.nl.